Majeur en mineur: het verschil horen en begrijpen
Gepubliceerd op dinsdag 21 mei 2019
“Hij is in mineur!” Dit wordt wel eens gezegd over iemand die in een trieste bui is. Zo wordt ook muziek in mineur vaak als droevig ervaren, terwijl majeur juist als ‘vrolijk’ en ‘opgewekt’ wordt ervaren. Maar is dit echt altijd zo? En hoe ontstaat dit verschil eigenlijk? In dit blog leg ik je veel uit over majeur en mineur in de muziek, zodat je de verschillen kunt begrijpen, zien en misschien zelfs wel horen!
- Vooraf
- Majeur vs. mineur: hoor het verschil!
- Hoe kunnen majeur en mineur ons gevoel beïnvloeden?
- Er is meer dan majeur en mineur!
- De basis van de Westerse muziek
- Toonladders
- Majeur
- Mineur
- Grote terts vs. kleine terts
- Leidtoon
- Oefenen met majeur en mineur op het gehoor herkennen
- Majeur vs. mineur: zie het verschil!
- Voortekens tellen en grondtoon vinden
- Kerktoonladders
- Zie ook
Vooraf
Let op, ik ga van heel concreet naar heel theoretisch, dus ik kan me voorstellen dat sommige mensen alleen het eerste deel interessant vinden. Geen probleem! Natuurlijk kun je ook later terugkomen om verder te lezen, wanneer je de tijd hebt gehad om alles eens te laten bezinken.
Wat is het verschil tussen majeur en mineur?
Even in het kort. Het verschil tussen majeur en mineur verwijst naar de afstand tussen de eerste en derde toon van de toonladder. In majeur is dit verschil groot (4 halve tonen) en in mineur klein (3 halve tonen). Mineur klinkt meestal droeviger dan majeur.
Majeur vs. mineur: hoor het verschil!
In de volgende video worden de verschillen tussen majeur en mineur uitgelegd met behulp van audiofragmenten. Onder de video staan de belangrijkste zaken nog eens uitgelegd.
Luister eens naar het Hallelujah van G.F. Händel. Ontzettend vreugdevol en positief, nietwaar? En luister nu eens naar Der Tod und das Mädchen van Franz Schubert. Dat klinkt behoorlijk droevig. Hoe ontstaan zulke duidelijke verschillen in sfeer tussen twee muziekstukken? Er zijn veel oorzaken te noemen, maar een van de belangrijkste gereedschappen van een componist is het verschil tussen majeur en mineur. Je kunt het een beetje vergelijken met de kleuren op het palet van een schilder. Het Hallelujah is geschreven in majeur, het stuk van Schubert in mineur. Niet vreemd dat Händel koos voor majeur, want de compositie gaat over de geboorte van Jezus, wat natuurlijk een feest moest zijn voor de toehoorders. Der Tod und das Mädchen gaat over de dood, dus het ligt voor de hand dat de componist koos voor mineur. Een ander bekend stuk is de Bruiloftsmars van Mendelssohn: huwelijksmuziek staat natuurlijk in majeur! (Hoewel er altijd uitzonderingen te vinden zijn…) Verder kan een componist ook binnen één compositie afwisselen tussen majeur en mineur, zoals in Also sprach Zarathustra van Richard Strauss. Het eerste akkoord dat je hoort is majeur, maar dit wordt onmiddellijk daarna veranderd naar een mineur-akkoord. Je voelt misschien wel het plotselinge verschil in sfeer.
Hoe kunnen majeur en mineur ons gevoel beïnvloeden?
Maar hoe wordt het verschil tussen majeur en mineur gemaakt? En hoe kan het dat dit zo’n grote invloed heeft op ons gevoel? Allereerst moeten we zeggen dat het misschien niet helemaal theoretisch te verklaren is. Wel kunnen we zeggen dat het waarschijnlijk iets te maken heeft met boventonen. Maar laten we eerst beginnen bij de ‘gewone’ tonen. Van de twaalf verschillende tonen die een Westerse componist tot zijn beschikking heeft, gebruikt hij meestal slechts een stuk of zeven tonen als basis. Daar wijkt de componist regelmatig vanaf, maar die kapstok van zeven tonen blijft het uitgangspunt waar hij steeds naar terugkeert. Schrijft de componist in majeur, dan gebruikt hij een specifieke selectie van zeven tonen (we noemen die tonen samen een majeur-toonladder). Is een stuk in mineur geschreven, dan gebruikt hij weer een andere selectie tonen (een mineur-toonladder). Wat wil nu het geval? De tonen van een majeur-toonladder komen beter overeen met de boventonen van bijvoorbeeld een muziekinstrument of de menselijke stem dan de tonen van een mineur-toonladder. Maar wat zijn die boventonen nou eigenlijk? Stel dat je een pianotoets aanslaat of je zingt een toon, dan hoor je natuurlijk één toon. Althans, dat lijkt zo. In werkelijkheid klinken er veel andere tonen mee, in verschillende geluidssterktes, zonder dat je je daar bewust van bent. Dit zijn de boventonen. En nu komt het. Speel je bijvoorbeeld de toon C, dan zal (onbewust) de meest kenmerkende toon van de C majeur-toonladder (de E) beter te ‘horen’ zijn dan de meest kenmerkende toon van de c mineur-toonladder (de Eb). Je zou kunnen zeggen dat een majeur-toonladder daardoor evenwichtiger klinkt en zodoende een positiever gevoel opwekt. Zie de afbeelding hieronder voor meer uitleg.
Hierboven zie je zestien tonen: toon nummer 1 is de C. De tonen daarna zijn de eerste vijftien boventonen van de C (dit gaat in principe eindeloos door, steeds zachter wordend). De toon die de belangrijkste rol speelt in de opgewekte ‘majeur’-klank van de C-majeur-toonladder, is de E. Deze komt als boventoon van C voor het eerst voor op nummer 5 en daarna opnieuw op 10, terwijl de Eb – typerend voor de c-mineur-toonladder – pas voor het eerst voorkomt op nummer 19 (niet afgebeeld).
Onthoud: er is meer dan majeur en mineur!
Onthoud altijd: niet alleen majeur en mineur bepalen hoe vrolijk of droevig een nummer klinkt. Ook ritme, tempo, dynamiek en de gebruikte instrumenten hebben hier invloed op. Zo wordt langzame, zachte muziek eerder als droevig ervaren, terwijl ‘upbeat’, harde muziek vaker als vrolijk wordt ervaren.
Theorie
Misschien snap je het verschil tussen mineur en majeur nu al beter en hoor je het misschien zelfs al duidelijk. In de video komt de theorie al even aan bod, maar om de verschillen echt goed te kunnen begrijpen, beginnen we hieronder bij het begin.
De basis van de Westerse muziek
Misschien verrast het je, maar de basis van muziek maken begint voor bijna elke Westerse artiest hetzelfde. Alle muziek die gemaakt wordt, staat namelijk in een bepaalde toonsoort. Wat de toonsoort van een muziekstuk is, hangt af van de grondtoon (ook wel ’tonica’) en het toongeslacht. Als een (heel grove!) vuistregel kun je zeggen dat de grondtoon de laagste toon is die je helemaal op het einde van het muziekstuk hoort. Dat kan toonhoogte A, C, Fis of elke andere toon zijn. Bij het toongeslacht heb je maar keuze uit twee opties: majeur en mineur. De toonsoort is dus een combinatie van grondtoon + toongeslacht, bijvoorbeeld A mineur of C majeur.
Toonladders
De verschillen tussen mineur en majeur hebben alles te maken met de afstanden tussen de tonen, ook wel intervallen genoemd. Dit is goed te begrijpen door naar de witte en zwarte toetsen van een piano te kijken. Als je goed kijkt, zie je dat daarop steeds een serie van twaalf toetsen wordt herhaald. Elke toets heeft een halve toon afstand tot de volgende toets. Je ziet dit in de afbeelding hieronder. Waarom we dit ‘halve’ tonen noemen, is niet zo belangrijk. Samen vormen deze twaalf halve tonen een zogenaamd octaaf, afgeleid van het Latijnse woord octavus, dat ‘de achtste’ betekent. Waarom de achtste? We gebruiken in een muziekstuk als basis meestal maar zeven van de twaalf beschikbare tonen, en de achtste is dan dus weer dezelfde als de eerste. Zo’n selectie van tonen heet een toonladder. De toon waarop een toonladder begint, wordt de grondtoon genoemd. Welke tonen hierop volgen, wordt bepaald door het toongeslacht: majeur of mineur. Over dat laatste ga ik hieronder meer vertellen. Overigens gebruikt een componist vaak stiekem toch meer dan zeven tonen: hij gebruikt de toonladder alleen als ‘kapstok’.
Afbeelding 1: alle twaalf tonen. Sommige hebben dubbele namen. De reden daarvan is nu niet belangrijk! Verder wordt een ‘#’ (kruis) ook wel geschreven als ‘is’ en wordt een ‘b’ (mol) ook geschreven als ‘(e)s’. Dus bijvoorbeeld Cis en Des, en Gis en As.
Majeur
Een majeur toonladder wordt gevormd door een vaste volgorde van hele en halve tonen. De intervallen (dus de afstanden tussen de tonen) van een majeurtoonladder zijn:
heel heel half heel heel heel half
We nemen C majeur als voorbeeld. Deze toonsoort heeft een C als grondtoon en zoals je kunt zien, is in een majeur-toonladder de eerste stap naar de volgende toon een hele toon. Kijk nog eens naar Afbeelding 1: een hele toon vanaf de C is twee halve stappen (half + half = heel); we komen dan uit op de D. Nu doen we weer een hele stap, en komen uit op de E. Daarna een halve stap, dat is de F, enzovoort. Hieronder zie je hoe de intervallen de gehele toonladder van C majeur vormen:
C D E F G A B C ( heel heel half heel heel heel half )
Lees het blog over de C majeur toonladder als je hier meer over wilt weten!
Mineur
Ook de intervallen van een mineurtoonladder bestaan weer uit vijf hele stappen en twee halve stappen, maar… de verschillende stappen zitten nu op andere plaatsen:
heel half heel heel half heel heel
Laten we weer C als grondtoon nemen en nu de c mineur toonladder maken (C majeur en c mineur worden trouwens gelijknamige toonsoorten genoemd, omdat ze dezelfde grondtoon hebben). Hieronder vind je het resultaat. Vergelijk deze toonladder met de toonladder van C majeur en je zal de verschillen snel genoeg zien.
c d es f g as bes c ( heel half heel heel half heel heel )
Lees het blog over de c mineur toonladder als je een uitgebreidere uitleg wilt!
Afbeelding 2: de C majeur toonladder (boven) en de c mineur toonladder (onder) in notenschrift. De verticale strepen laten zien welke tonen hetzelfde zijn.
Grote terts vs. kleine terts
Het eerste en allerbelangrijkste verschil tussen de majeur en mineur toonsoorten zit hem in het tweede interval. Bij een majeurtoonladder is het verschil tussen de grondtoon en de derde toon (bijvoorbeeld C en E) namelijk twee hele tonen – dit noemen we een grote terts – terwijl dit bij de mineurtoonladder anderhalve toon is: een kleine terts (bijvoorbeeld C en Eb). Dit verschil in interval laat niet alleen een melodie opgewekt of droevig klinken, maar geeft ook de ‘euforische’ klank aan een majeur-akkoord en de ’treurige’ klank aan een mineur-akkoord. Zoals gezegd is dit het belangrijkste verschil tussen mineur en majeur toonsoorten. De termen majeur en mineur zijn zelfs gebaseerd op deze grote terts (majeur = groot) en kleine terts (mineur = klein). Overigens gebruiken mensen soms ook gewoon ‘klein’ en ‘groot’ om toonsoorten aan te duiden: C majeur bijvoorbeeld, heet ook wel C groot of C grote terts (C gr.t), en C mineur luistert ook wel naar de namen c klein of c kleine terts. En zoals je ziet, wordt meestal een hoofdletter gebruikt voor majeur toonsoorten en een kleine letter voor mineur.
Leidtoon
Naast het belangrijke verschil tussen de grote en kleine terts, is er nog een ander belangrijk onderscheid: de leidtoon. In de majeurtoonladder is dit de zevende toon: in C-majeur de toon B. Deze toon heet de leidtoon, omdat hij voor je gevoel heel sterk naar de volgende toon wil: je wordt bijna gedwóngen om de volgende toon te spelen. Probeer maar eens de toonladder van C majeur te spelen, maar dan zonder de laatste C. Je zal dan wel aanvoelen dat er nog een toon na die B móet komen, anders klinkt het als een verhaal met een open eind. De mineur-toonladder heeft deze leidtoon trouwens niet. Die zevende toon van de mineur-toonladder (dat is de Bb in het c mineur-voorbeeld) heeft veel minder sterk de neiging om naar de laatste toon te gaan. Omdat componisten dit toch wel een gemis vonden, zijn ze in de loop der tijd deze laatste, hele stap van de mineurtoonladder in veel gevallen toch maar gaan verhogen naar een halve stap. Het resultaat heet de harmonische mineurtoonladder:
c d es f g as b c ( 1 1/2 1 1 1/2 11/2 1/2 )
Oefenen met majeur en mineur op het gehoor herkennen
In de eerste video hieronder hoor je tien keer een akkoord (elk akkoord wordt drie keer gespeeld). Noteer steeds voor jezelf of je majeur of mineur denkt te horen. Helemaal aan het einde van de video zie je de juiste antwoorden. In de tweede video hoor je steeds een toonladder. Na elke toonladder zie je het juiste antwoord. Maak je geen zorgen als je veel fouten maakt! Dit is nu eenmaal iets dat je moet trainen. Wil je meer oefening? Google dan eens ‘ear training major minor’ en je vindt een hoop handige websites.
Majeur vs. mineur: zie het verschil!
Om het volgende deel te snappen, moet je wellicht wat meer muziektheorie hebben geleerd. Lees eventueel de volgende drie blogs: Majeur-toonladder, Mineur-toonladder en Voortekens.
Zoals je hebt gezien, staat er naast sommige noten een # (kruis) of een b (mol). Ook in het officiële notenschrift dat je in alle bladmuziek tegenkomt, worden deze tekens gebruikt. Om dit notenschrift eenvoudiger en overzichtelijker te maken, wordt er gebruikgemaakt van vaste voortekens. Bij bijvoorbeeld de toonsoort c mineur worden dan drie mollen in de kantlijn gezet: de es, de as en de bes. Hiermee wil de componist zeggen: elke keer als ik een ‘e’ schrijf, moet je eigenlijk een ‘es’ spelen. Op dezelfde manier wordt een ‘a’ altijd een ‘as’ en een ‘b’ altijd een ‘bes’, tenzij de componist een herstellingsteken gebruikt. Een ander voorbeeld is de toonsoort C majeur: je hebt kunnen zien dat deze geen kruizen of mollen gebruikt, dus dan hoeft er niets in de kantlijn.
Afbeelding 3: hier zie je twee keer dezelfde reeks noten: de eerste is genoteerd met vaste voortekens, de tweede met ’toevallige’ voortekens.
Voortekens tellen en grondtoon vinden
Dit alles betekent dat je (vaak) aan de voortekens kunt zien in welke toonsoort het muziekstuk staat! Hieronder zie je een tabel, waarin je ziet dat er bijvoorbeeld maar twee toonsoorten zijn die één kruis in de kantlijn hebben: G majeur en e mineur. Om te weten welke van de twee het is, kijk je naar de laagste toon, helemaal aan het einde van het stuk, omdat dit vaak de grondtoon is van het muziekstuk. Heb je één kruis in de kantlijn en is de laagste toon aan het einde een G, dan is de toonsoort G majeur. Is het een E, dan is de toonsoort e mineur. Je kan het ook anders doen: is het laatste akkoord een majeur-akkoord, dan is de toonsoort G majeur. Eindigt het in een mineur-akkoord, dan is de toonsoort e mineur. Let op: dit klopt niet altijd, want sommige componisten gebruiken meerdere toonsoorten in één muziekstuk (je zult dan zien dat het aantal voortekens tussentijds verandert) of ze eindigen met een akkoord waaruit de toonsoort moeilijk te herleiden is.
Afbeelding 4: kijk in de kantlijn hoeveel vaste voortekens er staan en bepaal daarna (met behulp van de grondtoon of het slotakkoord) of het muziekstuk in majeur of mineur staat.
Kerktoonladders
In de middeleeuwen werd er nog geen gebruikgemaakt van alleen maar de majeur en mineur toonladder. Je had in die tijd de zogenaamde kerktoonladders of kerkmodi (de kerk bepaalde in die tijd hoe muziek ‘correct’ gemaakt moest worden). Deze zeven toonladders zijn de voorlopers van de toonsoorten majeur en mineur zoals we die nu kennen, en er zijn veel overeenkomsten. Want ook de zeven kerktoonladders kennen allemaal de verdeling van vijf hele en twee halve intervallen. Bij elk van de kerkmodi zitten de hele en halve intervallen op een andere plek. Twee van deze toonladders komen exact overeen met de majeur en mineur toonladder zoals we die nu kennen: de ionische toonladder heeft dezelfde intervallen als majeur en de aeolische toonladder kent dezelfde intervallen als mineur. Tegenwoordig gebruiken de meeste componisten en liedjesschrijvers alleen nog deze twee toonladders. Mocht je het interessant vinden, bekijk dan hieronder het overzicht van alle zeven kerktoonladders. De letters aan de rechterkant zijn een leuke manier om zelf eenvoudig te ontdekken hoe deze toonladders klinken. Wil je bijvoorbeeld horen hoe mixolydisch klinkt, speel dan alleen de witte toetsen op een piano, beginnend op de G. Datzelfde geldt ook voor de andere toonladders: begin op de letter die staat aangegeven en gebruik alleen de witte toetsen. Uiteraard kun je elke willekeurige toonladder op elke toon beginnen die je wilt, maar dan wordt het al gauw lastiger vanwege de kruizen en mollen (en zwarte toetsen) die je moet gaan gebruiken. Lees verder over de kerktoonladders in ons blog hierover!
Natuurlijk is er veel meer te vertellen over majeur en mineur, maar dit blog lijkt me voorlopig genoeg stof om over na te denken. Heb je interessante aanvullingen? Laat hieronder een reactie achter!
Zie ook
» Muziektheorie & Noten lezen: je leert het hier!
» Muziek transponeren – Doe het zelf in 3 stappen
» Hoe maakt een piano geluid?
» Klassiek piano voor beginners – 6 bekende composities
» Piano-akkoorden spelen? Dit is de basis!
» Gitaarakkoorden leren spelen voor beginners
» Akkoorden: theorie en akkoordsymbolen
Beste mensen, Wat een duidelijk verhaal over majeur en mineur, kan het zijn dat u “laatste” bedoelt IPV laagste in uitleg over grondtoon? Zie citaat “Voortekens tellen en grondtoon vinden
Dit alles betekent dat je (vaak) aan de voortekens kunt zien in welke toonsoort het muziekstuk staat! Hieronder zie je een tabel, waarin je ziet dat er bijvoorbeeld maar twee toonsoorten zijn die één kruis in de kantlijn hebben: G majeur en e mineur. Om te weten welke van de twee het is, kijk je naar de laagste toon, helemaal aan het einde van het stuk, omdat dit vaak de grondtoon”. Nogmaals dank voor de uitleg. M vr Gr Geert de Ruiter, Nijmegen.
Dag Geert,
Met laagste bedoelen we echt laagste. Dus de laagste toon, helemaal aan het einde van het stuk (dus inderdaad óók de laatste).
Als je namelijk alleen zou kijken naar de laatste toon van de melodie, dan is dit niet altijd de grondtoon. Voor de bastoon is dit bijna altijd wel zo.
Marnix | Bax Music