Latin-muziek: een grote verzameling muziekstijlen – Leer er meer over!
Gepubliceerd op vrijdag 17 juli 2020
We duiken in de Latijns-Amerikaanse muziek, meestal kortweg ‘latin’ genoemd. Het is een verzamelnaam voor een groot aantal muziekstijlen uit Zuid-Amerika (waaronder Brazilië) en Midden-Amerika (de Caraïben). Denk aan stijlen als salsa, merengue, samba en bossa nova. Wat zijn de kenmerken van latin-muziek?
- Van Caraïbisch tot Braziliaans
- Salsa
- Polyritmiek
- Syncopen en timing
- Voz, mambo en coro pregón
- Niets weg te moffelen
- Maatschappelijke functie
- Naar Europa
- Goed om te weten
- Veelgebruikte percussie-instrumenten
- 3/2 en 2/3 claves
- Samba en bossa nova
- Zie ook
Van Caraïbisch tot Braziliaans
Latin is behoorlijk populair in Nederland en België. En dan met name de Caraïbische muziek, waaronder de bekende salsa. Er zijn veel bands die latin spelen en bijna iedere provinciestad heeft wel een salsa-dansschool. Latin is onder te verdelen in meerdere groepen. Twee grote zijn de Caraïbische muziek en de Braziliaanse muziek. Daarnaast heb je kleinere specifieke groepen, zoals de Argentijnse tango en de muziek van de inheemse Indianen. Voorbeeld van dat laatste is de Chileense muziek met de bekende kena, een fluit vervaardigd uit bamboe. Ieder land en eiland in het Latijns-Amerikaanse gebied heeft zijn eigen muziek met bijbehorend ritme en natuurlijk dans. Want dans is onlosmakelijk verbonden aan latin. We noemen een aantal voorbeelden (zie ook de kaart hierboven). Eerst de Caraïbische muziek. De Caraïben is een gebied in Midden-Amerika. Het omvat de Caraïbische Zee en de zeeën rond de Bahama’s. Onder de Caraïbische eilanden vallen onder meer de Antillen. Uit het Caraïbische gebied kennen we onder andere de volgende muziek: de son van Cuba, de reggae van Jamaica, de merengue van de Dominicaanse Republiek, de compas (spreek uit: kompa) van Haïti, de zouk van Martinique en Guadeloupe (Franse Antillen), de calypso van Trinidad, de bomba en plena van Puerto Rico, de tumba van de Nederlandse Antillen, en de kaseko van Suriname. De tweede grote groep is de Braziliaanse muziek, met zijn samba en bossa nova (zie ook verderop in het artikel). Latin-kenner Francine van Dam legt uit wat het verschil is tussen Caraïbische en Braziliaanse muziek: “Het verschil zit hem in het ritme. Braziliaanse muziek heeft meer een zestienden-ritme, Caraïbische muziek heeft meer een achtsten ritme.”
Salsa
Dan hebben we nog de Mexicaanse mariachi-orkesten met hun ranchera’s (smartlappen). Niet echt uit het geografische Caraïbische gebied eigenlijk , maar in het Caraïbisch gebied razend populair. Overigens vinden veel jongeren deze muziek uit de tijd. Wellicht is je opgevallen dat we in de bovenstaande opsomming de bekende salsa niet genoemd hebben. Die hoort er natuurlijk wel bij. De salsa is ontstaan in New York vanuit onder meer de Cubaanse son. De son is door immigranten naar New York gebracht, waar hij zich ontwikkelde naar de salsa. Ook de muziek uit Puerto-Rico heeft aan de wieg gestaan van van de salsa. Overigens heeft de son op Cuba zelf ook kort geleden weer een nieuw en ‘hip’ ritme voortgebracht, te weten de timba. Dan missen we nog namen als de mambo, chachacha, rumba enzovoorts. Dit zijn allemaal ballroom-dansen, die in Noord-Amerika (met name New York) zijn ontstaan vanuit de Caraïbische muziek en zijn gebaseerd op authentieke ritmes. Vergelijk bijvoorbeeld eens de Braziliaanse samba met zijn ballroom-variant: die lijkt helemaal niet op de samba zoals die in Brazilië wordt gedanst.
Polyritmiek
Latin is ontstaan vanuit de muziek die de Afrikaanse slaven naar Latijns-Amerika brachten, de muziek van de Spaanse, Portugese en Franse overheersers, en de inheemse muziek van de Indianen (voor zover niet uitgeroeid of bezweken aan overgebrachte ziektes). Een belangrijk Afrikaans element in latin is de zogeheten polyritmiek (‘poly’ betekent ‘veel’). Polyritmiek is een samenstel van verschillende ritmische patronen die op elkaar ingrijpen. Het zijn zoveel verschillende ritmes door elkaar, dat je ze nooit in je eentje kunt spelen. Bijna ieder instrument van een latin-band doet mee in de polyritmiek, met ieder een eigen ritmepatroon. Niet alleen de drums, percussie en bas, maar bijvoorbeeld ook de piano en gitaar. Dit samengestelde ritme is heel kenmerkend voor latin en zij onderscheidt zich hiermee van andere muziekstijlen. Zo hebben bijvoorbeeld pop en rock niet die ritmische gelaagdheid die we kennen van latin. In de pop en rock zit de hele band meer in hetzelfde ritmepatroon.
Syncopen en timing
Ook kenmerkend voor latin is het gebruik van syncopen. Een syncoop is een accent op een zwak maatdeel. In de pop, rock, blues en jazz liggen de accenten doorgaans op een sterk maatdeel, bijvoorbeeld op de eerste en derde tel. In latin wordt vaak náást de tel gespeeld, dus niet op de tel. De accenten liggen dus tússen de sterke maatdelen. Dat maakt het ritmisch levendiger, zeker in combinatie met de hiervoor genoemde polyritmiek. Verder wordt latin gekenmerkt door een stuwende timing. Timing is uit te leggen als het ‘elastiek’ rond de tel. In latin ligt die veelal vóór de tel. Dit is tegenstelling tot bijvoorbeeld jazz, waarin juist vaak achterin de tel wordt gespeeld (laid back). “Als latin-muzikanten jazz gaan spelen, hoor je dat meteen”, zegt Francine. “Ze hebben heel erg de neiging om vóór de tel te gaan spelen. Andersom geldt ook: als jazz-muzikanten latin gaan spelen, zijn ze veelal te laat in hun timing. Latin spelen is dan ook een specialisatie. Je moet helemaal ‘geconditioneerd’ worden in het spelen van latin en dan ook nog eens in de specifieke stijlen die je speelt. Want een salsa is weer anders dan bijvoorbeeld een zouk.” Maar het gaat zelfs een stapje verder, aldus Francine: “Een Antilliaan speelt een salsa anders dan iemand uit Cuba. Dat geldt ook voor de manier van dansen. Dé salsa bestaat dan ook niet, want er zijn veel variaties. Dat zie je ook terug bij de verschillende dansscholen in het land. De manier van dansen die je daar leert, is afhankelijk van waar de eigenaar vandaan komt. Een Antilliaanse salsa dans je tegen elkaar aan, bij een Cubaanse salsa is meer afstand.”
Voz, mambo en coro pregón
Een ander typisch kenmerk van latin is de vorm van het nummer. Belangrijk gegeven daarbij is dat er op de muziek meestal gedanst word. Dat betekent dat een liedje lang genoeg moet duren om te kunnen dansen, maar tegelijk muzikaal niet moet gaan vervelen. Daarom zijn er ’trucs’ om een liedje te rekken en het toch boeiend te houden. De vorm van het liedje speelt daarin een belangrijke rol. Een typische opbouw van een latin-nummer kan als volgt zijn. Eerst een intro. Dan volgt de (solo) zang, in het Spaans ‘voz’ genoemd. Na de zang komt vaak de mambo, een meerstemmige blazerspartij. Die wordt dan gevolgd door de coro pregón. Dit is een stuk koorzang (meestal gezongen door de instrumentalisten), dat wordt afgewisseld door improvisatie van de leadzanger(es). Die afwisseling heeft een vast patroon (in maten uitgedrukt: 8 om 8, 4 om 4 of 2 om 2). Daarna volgen eventueel solo’s van de piano of de blazers. Met daarna eventueel nog weer een coro pregón of eventueel meteen door naar het coda (slotstuk). Zo kun je van een kort liedje een lang nummer maken. De vorm leent zich ook om een nummer te rekken als de mensen lekker aan het dansen zijn, zoals dat bijvoorbeeld met een blues-nummer ook kan. Het akkoordenschema onder de coro pregón is doorgaans eenvoudiger dan onder de zang. Meestal een harmonisch patroon van hoogstens drie of vier akkoorden, dat steeds herhaald wordt. Dat werkt voor het improviseren beter dan een ingewikkeld akkoordenschema. De roots van de genoemde coro pregón (geïmproviseerde zang) liggen in Afrika. Het refereert aan het traditionele zingen over het dagelijks leven, in de setting van vraag en antwoord (met een voorzanger en een koor). De gezongen improvisaties kennen elementen die door veel zangers over de hele wereld worden gebruikt. Je zou ze een soort clichés kunnen noemen, zoals blueslicks dat ook zijn. Dit geldt ook voor de instrumentale solo’s. Latin heeft een geheel eigen idioom van kenmerkende instrumentale figuren, bijvoorbeeld trillers en toonladders in octaven. Luister maar naar latin en je hoort ze allemaal terugkomen.
Niets weg te moffelen
Door zijn polyritmiek lijkt latin moeilijk om te spelen, maar is dat ook zo? “Het is ritmisch ingewikkeld, maar binnen dat ritme heeft iedere muzikant zijn of haar eigen patroon”, zegt Francine. “Daardoor lijkt het moeilijker dan het is. Met bepaalde ritmepatronen, bijvoorbeeld op de conga’s, kun je negentig procent van alle latin spelen. Niet iedere muzikant van de band hoeft het totale overzicht te hebben. Maar het moet allemaal wel precies kloppen, je timing moet heel strak zijn en er valt niets weg te moffelen. Als één instrument niet het juiste patroon speelt of niet goed zit qua timing, zakt de hele polyritmiek als een kaartenhuis in elkaar.” Overigens wordt in de latin veelal met ‘gewone’ toonladders (majeur en mineur) gewerkt en met basale akkoorden, die meestal laddereigen zijn. De kadens is bijvoorbeeld I-IV-V of I-IV-V-IV. Een nummer in C majeur gaat dan in C-F-G of C-F-G-F. Uitzondering hierop is de latin-jazz, waarin veel met jazz-akkoorden wordt gewerkt.
Maatschappelijke functie
In de landen van oorsprong heeft latin een duidelijke maatschappelijke functie. Veel Latijns-Amerikaanse landen worden gekenmerkt door armoede en onderdrukking. De muziek wordt gebruikt om aan de ellende van alledag te ontsnappen, als een soort bezwering van de problemen. “Je zou bijna kunnen zeggen: hoe erger het land, hoe leuker de muziek”, aldus Francine. “Sprekend voorbeeld is Haïti. Daar is veel ellende, maar de Haïtiaanse compas is ongelooflijk vrolijk.” De meeste latin is vrolijk, maar uiteraard is er ook droevige latin. Dat kan haast niet anders, want bijna alle liedjes gaan over de liefde. En die is niet altijd rozengeur en maneschijn. De Afrikaanse slaven hebben een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van latin zoals we die nu kennen. Ook hebben Afrikaanse slaven aan de wieg gestaan van de blues, die in Noord-Amerika is ontstaan. Latin en blues hebben dus gemeenschappelijke Afrikaanse roots, maar in muzikaal opzicht verschillen ze aanzienlijk. Hoe kan dat eigenlijk? “In de ontwikkeling van latin is een belangrijke rol gespeeld door de Spaanse, Portugese en Franse kolonialisten”, filosofeert Francine. “Ook het katholieke geloof dat zij naar Latijns-Amerika brachten, is van invloed geweest. Dat heeft een ander soort muziek opgeleverd dan in Noord-Amerika, waar met name Engelse settlers woonden, die bovendien protestant waren.”
Naar Europa
Vanuit Latijns-Amerika is latin uitgewaaid naar Noord-Amerika en Europa, waar het heel populair is geworden. In Nederland kon je rond 1980 al heel voorzichtig salsa dansen. Eerst dansten voornamelijk de muzikanten zelf. Daarna is de cultuur van de salsadansscholen ontstaan en inmiddels woont in iedere straat wel iemand die op salsa-les zit of gezeten heeft. De afgelopen decennia hebben zich nieuwe latin-ritmes ontwikkeld op basis van de bestaande latin. Het is een muziekvorm die uitnodigt om te mengen met andere muziekvormen. De ontwikkeling van nieuwe latin-ritmes gaat dan ook nog steeds door. De vraag is natuurlijk of het eendagsvliegen zijn of dat ze een duidelijke plaats weten te veroveren, zowel in Latijns-Amerika als daarbuiten. Actueel voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de reggaeton.
https://youtu.be/qGKrc3A6HHM
Goed om te weten
Veelgebruikte percussie-instrumenten
In latin doet vrijwel ieder instrument mee aan de ritmische patronen die tezamen de polyritmiek voortbrengen. In die ritmische patronen vervullen percussie-instrumenten een belangrijke rol. Hieronder zie je enkele voorbeelden.
3/2 en 2/3 claves
Een bekend ritmepatroon in latin is de zogeheten clave, gespeeld met de gelijknamige claves. Er bestaat een 3/2 clave en 2/3 clave. Eigenlijk is het hetzelfde patroon, waarop je op een ander moment inzet. Het heet clave-sleutel, omdat het (nog veel meer dan maatsoort en tel) bepalend is als kapstok voor alle ritmische patronen. Als je speelt, luister je dan ook niet naar de maat, maar naar de clave. Bijgaand twee voorbeelden van een clave-patroon.
Samba en bossa nova
De samba en bossa nova komen beide uit Brazilië. De bossa nova (dat ‘nieuwe golf’ betekent) is eigenlijk het ‘zachte’ alternatief van de samba. De samba is namelijk behoorlijk luidruchtig en geeft daardoor geluidsoverlast voor de buren van repeterende bands. Daarom werd gezocht naar een alternatief met minder volume en zo ontstond de bossa nova, die van oorsprong alleen met gitaar en zang gespeeld wordt. In de bossa nova zijn melodie en tekst belangrijker dan in de samba. De bossa nova is geen dansritme, maar heeft wel een latin feel.
Zie ook
» Samba-instrumenten
» Alle percussie & accessoires
» Alle muziekinstrumenten
» Drummer en percussionist in een band – Zo werk je samen
» Percussie leren spelen? Gebruik deze tips en technieken!
» De 7 leukste percussie-instrumenten voor pop en rock
» Cajon-ritmes leren spelen – De basis
» De geschiedenis van de cajón
» Hoe speel je cajon?
» Haal het beste uit je cajon: 5 snelle en simpele trucs
» Nader bekeken: percussie-effecten
» Nader bekeken: Frame Drums
» Een nadere kijk op Latin percussie
» Sambapercussie: swing er op los in een sambaband
» Lijsttrommels: van bendir tot handtrom
» Hoe leer ik als drummer meerdere stijlen spelen?
» Drummen in onregelmatige maatsoorten – Voorbeelden & oefeningen
» Drummen en onafhankelijkheid – 10 oefeningen
» Reggae drummen – Ritmes, klanken en cues
Nog geen reactie...