Akkoordprogressies begrijpen – Trappen, leidtonen en spanning
Gepubliceerd op woensdag 13 mei 2020
In ons akkoordenblog hebben we geleerd hoe akkoorden in elkaar zitten. Tijd voor wat nieuws: zet je meerdere akkoorden achter elkaar, dan heet dat een akkoordprogressie. We gaan het hebben over trappen, spanningsopbouw, leidtonen, oplossen en sus-akkoorden. Het is even studeren, maar het zal daarna minder moeilijk zijn om de structuur van akkoordenschema’s te begrijpen!
- Vooraf
- Trappen
- Spanningsopbouw en oplossen
- Leidtonen
- Tot aan de oprit
- Hoor de trappen
- Sus-akkoorden
- Mineur-toonsoorten
- Harmonisch mineur
- Tritonus
- Mineur toonsoorten en hun akkoorden
- De meestgebruikte toonsoorten
- Zie ook
Vooraf
Om theorie in dit blog goed te begrijpen, moet je misschien eerst de volgende artikelen lezen:
Trappen
Het denken en noteren in trappen kan heel handig zijn. Stel, je hebt een nummer in de toonsoort G majeur. In die toonsoort is g de eerste trap, a de tweede trap, b de derde trap en dat gaat door tot fis (zevende trap). De trappen worden genoteerd in Romeinse cijfers. De eerste trap wordt ook wel tonica genoemd. De andere trappen hebben ook een naam, maar daar vallen we je nu even niet mee lastig. Ook een akkoordenschema kun je in trappen noteren. Stel, de toonsoort is A en de gebruikte akkoorden zijn A-D-E. Dan kun je dat noteren als I-IV-V. Of de toonsoort is G, met de akkoorden G-Em-Am-D. Dat kun je noteren als I-VI-II-V. In veel nummers wisselen de akkoorden elkaar in een vast patroon af. Veel nummers hebben een I-IV, I-V of een I-IV-V7 progressie. In de blues komt daar nog een septiem bij, dus wordt het een I7-IV7-V7 . De II-V-I kom je ook geregeld tegen. In de jazz wordt vaak een II-V gebruikt zonder bij de I terug te komen, om zo steeds spanning te houden in het nummer. Probeer bij het uitzoeken van nummers niet alleen in akkoorden te denken, maar ook in trappen. Je doorziet een nummer dan sneller. En stel, je moet het nummer in een andere toonsoort spelen (transponeren), dan gaat je dat gemakkelijker af als je in trappen denkt. Hieronder zie je – per majeur-toonsoort – welk akkoord er bij welke trap hoort. Klik op de afbeelding om hem te vergroten.
Spanningsopbouw en oplossen
Van de trappen gaan we naar het begrip spanningsopbouw. Binnen de muziek wordt gebruikgemaakt van spanningsbogen. Er wordt spanning opgebouwd om vervolgens weer te ontspannen. Verschillende elementen uit de muziek dragen daaraan bij. Je denkt daarbij al snel aan volume en intensiteit. Maar ook het notenmateriaal levert een minstens zo grote bijdrage aan het creëren van spanningsbogen. Bijvoorbeeld de melodie. De eerste noot van een melodie is vaak de grondtoon van het beginakkoord, of een andere noot uit dat akkoord. Vervolgens loopt de melodie weg van die toon, om daarna weer terug te komen. Een belangrijke bijdrage aan de spanningsopbouw komt van de akkoorden. Stel, je speelt een nummer in de toonsoort D. Dan is meestal het beginakkoord D majeur. Door naar een ander akkoord te gaan, krijg je spanningsopbouw. De muziek wil als het ware terug naar het beginakkoord, dat je als een soort ’thuisakkoord’ kunt beschouwen. Dat teruggaan naar het thuisakkoord noemen we oplossen. Die drang om op te lossen is het sterkst bij het akkoord op de vijfde trap (V). In bijvoorbeeld de toonsoort D is dat het A majeur-akkoord. Die drang wordt extra sterk als je er nog een septime bij speelt, dus A7 (de V7).
Leidtonen
Waarom is juist bij het V7-akkoord de drang om op te lossen naar het I-akkoord (thuisakkoord) zo sterk? Ten eerste is het V-akkoord het akkoord dat (samen met het IV-akkoord) het verste weg ligt van het I-akkoord. Die ligging ‘ver weg’ is een belangrijk gegeven als het gaat om spanning. Maar qua spanning wint het V-akkoord (en zeker het V7-akkoord) het toch nog van het IV-akkoord. Dat komt door de zogeheten leidtonen. Dat zijn tonen die op een halve toonafstand liggen van de akkoordtonen van het akkoord waar de muziek naartoe wil. Stel, de toonsoort is C. Het thuisakkoord is dan C majeur (c-e-g). De vijfde trap is het G majeur-akkoord. Daar zit één leidtoon in: de b. Die b ligt namelijk een halve toonafstand van c. In de toonsoort C majeur kunnen we het G majeur-akkoord ook als septiem spelen, dus G7. Dat is g-b-d-f. Daardoor komt er nog een tweede leidtoon bij, namelijk de f. Die wil oplossen naar de e in het C majeur-akkoord. Bovendien heeft een septiem-akkoord extra spanning in zich doordat de septiem wrijft tegen de grondtoon van het akkoord. In G7 wrijft de f tegen de g. In vaktaal: het zijn elkaars dissonanten (meer hierover verderop in dit artikel als we ingaan op de tritonus).
Tot aan de oprit
In het F majeur-akkoord (de vierde trap) zit maar één leidtoon. Dat is de f (die naar e wil oplossen). Bovendien is één van de tonen van het F majeur-akkoord al thuis: de kwint in het F majeur-akkoord is een c en dat is de grondtoon van het Cmajeur-akkoord. Maar eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook het G7-akkoord (V7) een toon gemeenschappelijk heeft met het thuisakkoord C majeur (I). De grondtoon g van het G7-akkoord is namelijk de kwint van het C majeur-akkoord. Deze grondtoon van het V7-akkoord wil graag oplossen naar de tonica (thuisakkoord). Dit is dus ook een soort leidklank, al liggen ze geen halve toonafstand uit elkaar. Een tonica met een andere bastoon uit het akkoord, bijvoorbeeld C/G (C-akkoord met g in de bas) klinkt toch niet als volledig thuis, maar is ’tot aan de oprit’. Speel maar eens een G7-akkoord en daarna een C majeur-akkoord. Dat voelt als thuiskomen. Muziek bestaat uit ‘spanning opbouwen en weer thuiskomen’. Je kunt die spanningsboog heel lang maken door dat thuiskomen voortdurend uit te stellen. Dat gebeurt veel in de jazz. In de jazz zijn akkoordenschema’s vaak zo opgebouwd dat er een thuisakkoord lijkt aan te komen, maar dat komt dan niet.
Hoor de trappen
Hoho, denk je nu. Ik wil gewoon makkelijker en sneller nummers kunnen uitzoeken. Wat moet ik dan met zaken als leidtonen, oplossen en thuiskomen? Het antwoord is eenvoudig: als je dit begrijpt, wordt het gemakkelijker om nummers uit te zoeken. Zeker als je op den duur je gehoor getraind wordt om de verschillende trappen te horen. Je hoort dan bijvoorbeeld gewoon dat het naar een V7 gaat die oplost naar I. Of dat dit oplossen gebeurt door nog even langs de IV te gaan. En als je een mineur-akkoord hoort in een nummer dat in een majeur-toonsoort staat, is de kans groot dat dit een tweede, derde of zesde trap is. Met deze kennis kun je beter je gehoor gebruiken om akkoorden te vinden.
Sus-akkoorden
We blijven nog even bij het willen oplossen van akkoorden. Naast de al besproken akkoorden bestaan er ook zogeheten sus-akkoorden. Ook dit zijn laddereigen akkoorden, want daar zitten we nog steeds in. Je hebt sus2-akkoorden en sus4-akkoorden. Sus staat voor suspended (uitgesteld). In de context van akkoorden gaat het om de uitgestelde terts. In het sus2-akkoord is de terts vervangen door een secunde (2e toon van de toonladder). In het sus4-akkoord is de terts vervangen door de kwart (4e toon van de toonladder). Csus2 is dus c-d-g. En Csus4 is c-f-g. De uitgestelde terts mag volgen op deze akkoorden, maar dat hoeft niet. Het is namelijk geen regel om deze spanning op te lossen. Een sus-akkoord kan overigens oplossen naar zowel een mineur- als majeur-akkoord. Sus-akkoorden worden in alle muziekstijlen gebruikt. Zo zitten ze bijvoorbeeld veel in You Gotta Move van Gino Vanelli en in Cold as Ice van Foreigner. Ook in ballads worden ze nog wel eens gebruikt. In harde rockmuziek zul je ze minder tegenkomen. Daarin worden vaak power-chords gebruikt (akkoorden met alleen een grondtoon en kwint). Mooi voorbeeld van sus4 en sus2 (en heel herkenbaar voor iedereen) is het ‘kerkorgel-slot’ van een kerkliedje: twee tellen Csus4 (g-c-f), één tel C (g-c-e), één tel Csus2 (g-c-d) en vier tellen C (g-c-e).
Mineur-toonsoorten
Dan gaan we nu naar de mineur-toonsoorten. Iedere majeur-toonsoort heeft een parallelle mineur-toonsoort. Die ligt een kleine terts lager. De parallelle mineur-toonsoort van C majeur is dus A mineur. Je gebruikt in principe dezelfde noten als die van C majeur, maar dan gespeeld van a naar a. Dat is de aeolisch mineur toonladder, ook wel ‘oorspronkelijk mineur’ of ‘kleine terts toonladder’ genoemd. Bij deze toonsoort horen dezelfde akkoorden als bij de toonsoort C majeur (zie vorige aflevering, pagina 43), maar nu is het thuisakkoord A mineur.
Harmonisch mineur
Echter, de mineur toonsoort wordt meestal gebruikt met een kleine aanpassing. Door de 7e toon van de oorspronkelijke mineur-toonladder met een halve toonafstand te verhogen ontstaat ‘harmonisch mineur’. Neem bijvoorbeeld A mineur (de parallel van C majeur). A aeolisch mineur gaat als volgt: a-b-c-d-e-f-g-a. A harmonisch mineur wordt dan: a-b-c-d-e-f-gis-a. Deze toonladder klinkt je wellicht vertrouwder in de oren. Wat is er nu de grap van om die g te verhogen naar gis? Hier komt het begrip leidtoon weer om de hoek. De gis ligt op een halve toonafstand van grondtoon a en is daarmee een leidtoon naar a. Door van de g een gis te maken kunnen we een leidtoon toevoegen aan het akkoord op de vijfde trap. In A mineur is dat het E akkoord. Op de aeolische ladder zou dat E mineur zijn (e-g-b). Maken we het harmonisch mineur, dan wordt het een Emajeur-akkoord, dus e-gis-b. Dus met de leidtoon gis, waardoor het akkoord extra graag wil oplossen naar het thuisakkoord A mineur (a-c-e). Die drang naar oplossing wordt nog groter als we er een septiem-akkoord van maken, dus E7 (e-gis-b-d), doordat de e en d elkaars dissonanten zijn.
Tritonus
De e en d zijn dissonanten, maar de gis en d zijn dat nog sterker. De gis en d hebben een toonafstand van drie hele tonen. Dit wordt tritonus genoemd. Als je op de piano een e en daarboven de d speelt, wil de e oplossen naar de a en de d naar de c (in de mineur toonsoort dan). Als je gis en daarboven de d speelt, wil de gis naar de a en de d naar de c. Voor majeur is die leidklank nog sterker, omdat het een halve toonafstand is: de d van E7 wil namelijk naar de cis van A majeur. Wellicht heeft de de tritonus de sterkste oplossingsdrang. Veel nummers in mineur zijn niet in hun geheel in harmonisch mineur, maar deels ook in oorspronkelijk mineur. Pas als de vijfde trap voorbijkomt, wordt het harmonisch mineur, om de spanning wat op te voeren. Als je het fenomeen kent, pik je zo’n moment er vrij gemakkelijk uit.
Mineur toonsoorten en hun akkoorden
De toonsoort A mineur is de parallel van C majeur. Daarom beginnen we het overzicht met A mineur. Ezelsbruggetje: de mineur toonsoort is steeds parallel aan zijn derde trap (dus A mineur is parallel aan C majeur, B mineur is parallel aan D majeur etc.). Klik op de afbeelding om hem te vergroten.
De meestgebruikte toonsoorten
Er zijn twaalf toonsoorten (C tot en met B), maar die hoef je niet allemaal te kunnen dromen. In de praktijk worden bepaalde toonsoorten het meest gespeeld. Dat is handig om te weten bij het uitzoeken van nummers. Gitaarnummers zijn vaak in D, A of E en ook wel C. Waarom? De gitarist kan dan de meeste akkoorden met open snaren spelen (die hij niet hoeft in te drukken) en hij kan ‘laag op de hals’ blijven. Daardoor klinkt de gitaar voller en het speelt prettiger. Nummers met blazers zijn vaak in F, Bes, Es en C. Waarom? Omdat enkele belangrijke blaasinstrumenten (tenorsaxofoon en trompet) zogeheten Bes-instrumenten zijn. Ze klinken een toon lager dan wat er staat in het notenschrift dat ze spelen. Het notenschrift voor deze blazers is dus een hele toon hoger dan wat je werkelijk hoort. Daarom zijn nummers met blazers vaak in F, Bes, Es of C. Hun notenschrift staat dan in respectievelijk G, C, F of D. Dat zijn prettig te lezen toonsoorten (niet te veel kruizen en mollen; daarover later meer) en de tonen uit deze toonsoorten zijn prettig om te spelen voor blazers. Altsaxofoon en baritonsaxofoon zijn Eb-instrumenten. Ze spelen dus met drie kruizen meer (of drie mollen minder) dan C-instrumenten (gitaar, bas, toetsen). Nummers met zangeressen zitten vaak rond de C, D en E. Nummers met zangers vaak rond de F, G en A. Dit hangt uiteraard mede af van het individuele stembereik.
Meer weten over het noteren van akkoordenschema’s aan de hand van trappen? Lees ons blog over het Nashville Number System.
Zie ook
» Muziekboeken
» Toetsinstrumenten
» Alle Muziekinstrumenten & Accessoires
» Hoe je een betere muzikant wordt door muziek op gehoor uit te zoeken
» Akkoorden: theorie en akkoordsymbolen
» 9, 11 en 13-akkoorden – Zo zitten ze in elkaar
» Piano-akkoorden spelen? Dit is de basis!
» Ukelele leren spelen in 3 stappen
» Gitaarakkoorden leren spelen voor beginners
» Muziektheorie & Noten lezen: je leert het hier!
» Noten leren lezen: C majeur toonladder
» Noten leren lezen: ritme, tempo en maatsoort
» Pentatonische toonladder: makkelijk te leren!
Nog geen reactie...