Mengpaneel: functies en aansluitingen uitgelegd
Gepubliceerd op dinsdag 16 juni 2020
Zo’n beetje iedere muzikant wordt wel eens met een mengpaneel geconfronteerd. Voor onervaren gebruikers ziet het apparaat er erg ingewikkeld uit. Mengpanelen, ook wel mixers genoemd – van heel groot tot heel klein – zijn gelukkig allemaal gebaseerd op dezelfde principes. Veel functies en aansluitingen zie je dan ook terug op vrijwel iedere mixer. We lopen ze stap voor stap langs!
- Het principe van een mixer
- De kanalen en channel strips
- Kanalen: meer is ook meer
- Regelaars op de kanalen
- Gebruik van de equalizer
- De inputs (ingangen)
- Line, mic en gain/trim
- De kleur van preamps
- Fantoomvoeding
- -10 dBv en +4 dBu
- Gebalanceerd en ongebalanceerd
- Spanning en microfoons
- Low cut
- Insert (voor serieel effect)
- Aux send en return (voor parallel effect of monitor)
- Meer over aux’en en effecten
- Pre en post fader
- Subgroepen
- Monitor, control room, solo en koptelefoon
- AFL en PFL (solo)
- Main out
- Routing-mogelijkheden
- Onderhoud
- Analoog of digitaal
- Zie ook
Het principe van een mixer
Het mengpaneel is een apparaat dat meerdere geluidssignalen samenvoegt tot één (mono of stereo) geluidssignaal. Dit signaal gaat dan via de main out naar bijvoorbeeld een set speakers, indien nodig met een versterker ertussen. Met de knoppen en schuiven op een mengpaneel kun je al de verschillende geluidsbronnen mixen in de gewenste onderlinge verhouding. Dit is de kern van het mixen en is dus vanaf de eerste mengpanelen het geval geweeest. In de jaren zestig en zeventig kwamen daar echter functies bij als equalizers, effect sends en subgroepen. Mengpanelen worden zowel live als in studio’s gebruikt. Van oorsprong zijn mengpanelen gebaseerd op analoge techniek. Uiteraard is digitaal al geruime tijd in opmars, maar analoge mengpanelen zouden volgens sommigen toch wat warmer klinken en het aanbod in analoge mengpanelen is erg groot. In de naam van een mengpaneel zit vaak een reeks cijfers. Een combinatie als 4-2 betekent vier ingangen en twee uitgangen (= samen vormt dat een stereo-uitgang). Bestaat de combinatie uit drie getallen, dan geeft het middelste getal het aantal subgroepen aan. De toevoeging FX duidt aan dat het mengpaneel beschikt over ingebouwde effecten, zoals nagalm.
Een mengpaneel met ingebouwde effecten. Het gaat hier om twee effectensecties, wat betekent dat er (maximaal) twee effecten tegelijk gebruikt kunnen worden
De kanalen en channel strips
De kanalen zitten doorgaans aan de linkerkant van het mengpaneel. Ieder kanaal bestaat uit een input (mono of stereo) en een aantal regelaars voor dat kanaal. Je hebt hele kleine mengpanelen met bijvoorbeeld slechts twee kanalen. Daarboven loopt het meestal op in veelvouden van vier kanalen, dus 4, 8, 12, 16 enzovoorts. De kanalen op een bepaald mengpaneel zijn wat betreft bedieningselementen in principe allemaal hetzelfde, met hier en daar een verschil. Zo zijn kanalen voor microfoonsignalen vaak anders opgebouwd dan kanalen voor lijnsignalen. De input van een kanaal tezamen met de bijbehorende regelaars van dat kanaal wordt een channel strip genoemd. Channel strips zijn ook los te koop, meestal van hoge kwaliteit met dito prijs.
Hierboven een mengpaneel met onder andere volumefaders, PFL en de mogelijkheid om twee subgroepen te maken door middel van de knoppen ‘1-2’ en ‘3-4’
Kanalen: meer is ook meer
Eén van de eerste vragen die je stelt bij de keuze van een mengtafel is vaak: ‘Hoeveel kanalen heb ik nodig?’ Het antwoord daarop is natuurlijk compleet afhankelijk van welke band je gaat mixen. Toch kan je beter kanalen over hebben dan tekort komen. Een band met een beetje instrumentatie en backing vocals vult al snel zestien kanalen. Daarnaast wil je soms bands op voorhand laten soundchecken zonder een andere configuratie aan te tasten. Met een digitaal mengpaneel is dit grotendeels opgelost met behulp van de presets, maar wanneer die band ook eigen microfoons of meerdere instrumenten meebrengt, blijft het fysieke aantal ingangen het belangrijkst. Vergis je niet in de aantallen; soms hebben mixers maar een beperkt aantal preamps ten opzichte van het totaal aantal ingangen. De overige kanalen zijn dan slechts lijningangen zonder voorversterker. Wanneer je een beetje comfortabel wil mixen, is een minimum van vierentwintig kanalen toch aan te raden.
Regelaars op de kanalen
Ieder kanaal heeft een schuif (fader) waarmee je het volume van dat kanaal kunt regelen. Kleinere mengpanelen hebben soms draaiknopjes in plaats van schuiven. Gemakshalve noemen we in dit artikel de volumeregelaars steeds faders; dit kunnen dus zowel knoppen zijn als schuiven. Door het instellen van de faders kun je de volumes van de verschillende kanalen in de gewenste mix naar de uitgang sturen. Vaak zijn de channel strips ook voorzien van twee, drie of meer knoppen voor equalizing. Daarmee kun je naar wens hoog, mid en laag toevoegen of weghalen bij het signaal op dat kanaal. Op de channel strip zit ook nog een draaiknop waar PAN of BAL(ance) bij staat. Een monosignaal kun je hiermee naar behoeven naar links of naar rechts pannen in het stereobeeld. Bij een stereosignaal regel je hiermee de balans tussen het linker en rechter signaal. Met de mute-knop leg je het kanaal het zwijgen op. Bij sommige merken wordt het signaal dan automatisch naar een andere uitgang gestuurd, die je dan als subgroep zou kunnen gebruiken.
Op dit mengpaneel heeft elk kanaal een aparte compressie-regeling en een 3-bands equalizer
Gebruik van de equalizer
Ook steeds aanwezig op ieder mengpaneel: de draaiknoppen voor het EQ’en van de afzonderlijke kanalen, meestal te vinden onder de gainknop. Met de equalizers doe je in principe niets anders dan het cutten of boosten van specifieke frequenties. DJ-mengpanelen of goedkopere PA-mengpanelen hebben meestal slechts drie draaiknoppen, voor de lage, midden- en hoge tonen. Iets uitgebreidere mengpanelen zoals bijvoorbeeld de Behringer Eurodesk, hebben één parametrische equalizer in het midden. Een parametrische equalizer bestaat uit twee draaiknoppen: één om het specifieke frequentiegebied aan te duiden (een ‘sweep’ genoemd) en de andere voor de hoeveelheid die er van die frequentie moet worden onderdrukt of versterkt. De duurdere modellen zijn volledig parametrisch en hebben dus op elke band een sweep. Nog een stapje hoger kom je bij modellen zoals die van de Soundcraft MH-serie: die hebben een derde draaiknop waarmee de ‘Q’ kan worden geregeld. Deze zorgt ervoor dat je niet alleen kan kiezen welke frequentie je gaat behandelen, maar ook de breedte waarmee de omliggende frequenties worden aangepast. Bij het boosten van frequenties gebruik je een lage Q, omdat dat natuurlijker klinkt. Bij het cutten van frequenties ga je zo smal mogelijk zodat je zo weinig mogelijk onnodige frequenties van je signaal weghaalt.Veel mengpanelen hebben ook een EQ-sectie voor het mastersignaal. Dat kan gaan van drie- tot drieëndertigbands en zijn meestal kleine faders. Hiermee bewerk je het totaalgeluid. Dit kan handig zijn om de lage tonen te boosten of temperen of een vervelende frequentie door het effect van de ruimte te elimineren. Deze EQ-sectie is echter meestal vrij beperkt en dus verre van een goede vervanging voor twee externe drieëndertigbands equalizers om het linker- en rechter mastersignaal accuraat en secuur aan te passen aan de omgeving.
De inputs (ingangen)
De meeste mengpanelen hebben verschillende soorten ingangen (inputs). De monokanalen hebben vaak twee ingangen: een microfooningang en een line-ingang (‘lijningang’), waarvan je er één tegelijk kunt gebruiken. Er kunnen ook monokanalen zijn met alleen een line-ingang of alleen een microfooningang. Vaak heeft een mengpaneel ook één of meerdere kanalen met lijningangen die in stereo zijn uitgevoerd, met ieder twee jack-ingangen voor links en rechts. In de microfooningangen gaat doorgaans een XLR-plug, in de lijningangen een jack. Andere mogelijke inputs zijn onder meer aux return en 2-track in. 2-track in (en 2-track out) zijn bedoeld om een cd-speler of opname-apparaat aan te sluiten (voor opnemen of afspelen). Over aux return: zie verderop in dit artikel.
Een mengpaneel met gecombineerde mic/line-ingangen en daarboven insert-aansluitingen
Line, mic en gain/trim
Een microfoonsignaal is zwakker dan een lijnsignaal (van bijvoorbeeld een keyboard). Daarom gaat een microfoonsignaal eerst door een voorversterker (‘preamp’) om te worden opgekrikt naar het niveau van een lijnsignaal. Het mengpaneel is namelijk ontworpen om met signalen op line-niveau te werken. Ieder microfoonkanaal heeft zijn eigen voorversterker. De mate van voorversterking wordt geregeld met de gain- of trimknop, meestal bovenaan op de channel strip. Op stand 0 of U (unity) wordt het signaal niet versterkt en ook niet verzwakt. Doorgaans zijn kanalen voorzien van een lampje dat oplicht als het signaal te sterk is. Dit moet je vermijden, want het levert vervorming op. Komt er een lijnsignaal binnen, dan draai je de gain niet of nauwelijks op. Het goed instellen van de gain, met name voor microfoonsignalen, is erg belangrijk en komt heel precies. Doe je het niet goed, dan krijg je problemen met het inregelen van het geluid. Je hebt dan te weinig ‘speelruimte’. In de handleiding van je mengpaneel staat meestal beschreven hoe je de gain goed instelt.
Een mengpaneel met gain-regelingen, individuele fantoomvoeding-schakelaars, 26 dB-knopjes om te wisselen tussen mic en line, en low cut-filters
De kleur van preamps
De eerste stap op de signaalweg van een mengpaneel is de plaats waar je instrument binnenkomt, zijnde de microfoon- en/of lijningang. Een microfoon heeft een lager uitgangsvolume dan een instrument met een lijnuitgang. Dat is ook de reden waarom de microfooningangen op een mengpaneel standaard zijn voorzien van een voorversterker (preamp). Vaak vind je de gainknop helemaal bovenaan: hiermee zorg je ervoor dat het signaal op de gewenste sterkte binnenkomt. Ook al zorgt een preamp slechts voor het versterken van het signaal, toch zijn er significante verschillen in klank. Die verschillen zijn vooral te wijten aan de manier waarop de voorversterker het signaal ‘kleurt’. Merken als Mackie en Behringer zijn bekend om hun relatief weinig kleurende preamps, terwijl Soundcraft en A&H dan weer worden ervaren als ‘warmer’. Toch zijn de verschillen in de budgetklasse vaak verwaarloosbaar, en dan nog vaker hoorbaar in de studio dan in een livesetting. Wanneer je echt wilt profiteren van de diepte en toegevoegde dimensies die een preamp kan hebben, ben je verplicht om naar de duurdere klasse te gaan. Er zijn geluidstechnici die vaak één of twee losse preamps meenemen, om de specifieke sound van een vocaal, gitaar of drum te kunnen garanderen.
Fantoomvoeding
In tegenstelling tot dynamische microfoons hebben condensatormicrofoons een 48V-spanning nodig om te kunnen werken. Deze zogeheten fantoomvoeding (phantom power) kan vanuit het mengpaneel via de XLR-aansluiting worden geleverd. Die fantoomvoeding kun je in- en uitschakelen met een knop: soms voor het mengpaneel in zijn geheel, soms per microfoonkanaal. In principe is fantoomvoeding onschadelijk voor dynamische microfoons, maar schakel de fantoomvoeding voor de zekerheid uit als je geen condensatormicrofoons hebt aangesloten. Bij een ingeschakelde fantoomvoeding kan het in- en uitpluggen van kabels flinke knallen geven.
-10 dBv en +4 dBu
Voor het niveau van een lijnsignaal zijn er twee standaards: -10 dBv en +4 dBu.
- Professionele studioapparatuur werkt vrijwel altijd met het hogere spanningsniveau van +4 dBu.
- Hifi-apparatuur en instrumenten als keyboards werken met het lagere spanningsniveau van –10 dBv.
Op veel mengpanelen zitten schakelaars waarmee je kunt kiezen tussen –10 dBv en +4 dBu. Zowel de inputs als de outputs kunnen van zo’n schakelaar voorzien zijn. Stel, je sluit een portable recorder (-10 dBv) aan op een output waar +4 dBu op staat, dan kan al snel vervorming optreden doordat het signaal te hard is. Het is dan een kwestie van de output omschakelen naar –10 dBv om het probleem op te lossen.
Gebalanceerd en ongebalanceerd
De input voor een microfoon (XLR) is normaal gesproken gebalanceerd, om storingen op het microfoonsignaal te voorkomen. In ons blog hierover is het verschil tussen een gebalanceerd en ongebalanceerd signaal uitgelegd. Van de betere mengpanelen zijn alle in- en uitgangen gebalanceerd, ook die voor de lijnsignalen. Daar moet dan een stereo jackplug in. Een mono jackplug kan ook, maar dan mis je het voordeel van een gebalanceerd signaal. Vaak zie je BAL OR UNBAL bij de in- of uitgang staan, wat betekent dat deze zowel gebalanceerd als ongebalanceerd te gebruiken is.
Spanning en microfoons
Wanneer je de lijnuitgangen van een stagepiano zou aansluiten op een microfoonvoorversterker, zou dat met wat gain hopeloos overstuurd klinken. Daarnaast zijn lijnsignalen meestal ongebalanceerd, wat ervoor zorgt dat bij langere afstanden (zelfs vanaf vijf meter) sneller ruis en storing wordt opgepikt door elektromagnetische straling. In zo’n geval wordt dan ook gebruik gemaakt van een DI-box. Die verzwakt de hoge spanning van het lijnsignaal en regelt dat het signaal gebalanceerd op microfoonniveau kan binnenkomen in de mengtafel.Actieve DI’s en condensatormicrofoons hebben gebrek aan spanning. Deze (meestal achtenveertig volt) wordt doorgegeven via de XLR-kabel vanuit het mengpaneel en wordt fantoomvoeding genoemd. Goedkopere PA-mengpanelen hebben vaak één knop om alle kanalen van fantoomvoeding te voorzien. Dit is echter geen goede zaak wanneer je bijvoorbeeld gebruikmaakt van ribbon-microfoons of andere apparatuur die gevoelig is voor elektrische spanning. Beter kijk je uit naar een mengpaneel dat voor ieder kanaal een aparte knop heeft voor het afleveren van fantoomvoeding. Denk er steeds aan om de fantoomvoeding alleen in- en uit te schakelen als het kanaal volledig dichtstaat. Er kan namelijk een elektrische tik hoorbaar zijn, die op luid volume schadelijk kan zijn voor de oren van het publiek en de speakers.
Low cut
Bij de microfoon-ingang kan een low cut-knop (laag-af, high-pass of rumble) zitten. Daarmee schakel je een filter in dat lage geluiden tegenhoudt. De filterfrequentie ligt meestal tussen 60 en 80 Hz. Je haalt er bijvoorbeeld het lage geluid van voetstappen, verkeer en dergelijke mee weg voordat het bij de voorversterker is. Gebruik het low cut-filter niet als je bijvoorbeeld bassdrum of basgitaar wilt versterken via dat kanaal.
Insert (voor serieel effect)
Kanalen kunnen voorzien zijn van een insertiepunt (insert). Hiermee kun je het signaal van dat kanaal omleiden naar een effectapparaat, om het daarna weer het kanaal in te sturen. Hiervoor wordt doorgaans een kabel gebruikt met aan één kant een stereojack en aan de andere kant twee monojacks. De stereojack gaat in de insert, de twee monojacks gaan naar de in- en uitgang van het effectapparaat, waarmee je een omleiding creëert die door het effectapparaat gaat. Dit doe je alleen bij effecten die zich lenen voor een insert-effect (serieel effect). Want bij insert gaat het signaal in zijn geheel door het effectapparaat, bijvoorbeeld een compressor. Het bewerkte signaal vervangt dan het oorspronkelijke signaal.
Aux send en return (voor parallel effect of monitor)
De aux send en aux return worden doorgaans gebruikt om een parallel effect aan het geluid te voegen. Via de aux send tap je het signaal af, je haalt het vervolgens door een effectapparaat heen en voegt het daarna via de aux return (mono of stereo) weer toe aan het oorspronkelijke signaal. Galm (reverb) is een typisch parallel effect en loopt dus via de aux send en return. Ieder kanaal heeft een draaiknop waarmee je kunt regelen hoeveel van het signaal via de aux send wordt uitgestuurd. Dat kan dus ook nul zijn als je het bewuste signaal niet van een parallel effect wilt voorzien. Het mengpaneel kan ook nog een draaiknop hebben waarmee je het totale volume van alle aux sends kunt regelen. Bij de aux return hoort een draaiknop waarmee je het volume van het terugkomende (bewerkte) signaal kunt regelen. Je kunt de aux send trouwens ook gebruiken om een monitor aan te sluiten. In dat geval gebruik je aux-knoppen op elk kanaal om te bepalen hoe hard iedere geluidsbron door de monitor te horen moet zijn. De aux return kun je eventueel als extra (stereo) lijningang gebruiken. Daarvan kun je dan alleen het volume regelen, je kunt bijvoorbeeld niet equalizen.
Dit mengpaneel heeft twee aux sends en twee ingebouwde effectensecties (‘fx’). Je kan per kanaal bepalen hoe hard het signaal naar de verschillende sends en fx’en wordt gestuurd. Verder zie je de pan-knoppen, om een kanaal meer links of rechts in het stereobeeld te plaatsen
Meer over aux’en en effecten
De aux’en of ‘auxiliary sends’ hebben hun vaste stek onder de EQ-sectie. Met een auxiliary send is het mogelijk om elke track afzonderlijk naar een aparte uitgang te sturen. Deze uitgang kan dan zowel naar een effectapparaat als naar een monitor worden gestuurd. De ‘return’ kan zowel een draaiknop als een afzonderlijke fader zijn en bepaalt in hoeverre het effectsignaal bij het originele signaal wordt gemixt. Op die manier kunnen alle kanalen van de mix gebruikmaken van bijvoorbeeld één en dezelfde reverb-unit. Dit is niet alleen plaats- en geldbesparend, het zorgt ook voor een coherente mix. Bij de keuze van je mengpaneel dien je dus rekening te houden met de rest van je setup, zodat je voldoende aux’en voorhanden hebt. Wanneer je met een aparte monitortafel werkt, heb je al gauw genoeg aan twee sends, bijvoorbeeld voor een externe reverb en een delay. Maar er zijn veel merken die analoge mengpanelen leveren met een digitale effectprocessor, zoals Yamaha, Mackie en Behringer. Als je daar gebruik van kan maken, kun je de FOH-mengtafel gebruiken om de monitors aan te sturen en is het aantal benodigde aux’en afhankelijk van het aantal verschillende monitormixen. De interne effectprocessors kunnen een handige oplossing zijn wanneer je rekening houdt met ruimte en/of budget. Toch zijn ze zelden handiger in gebruik dan een extern effectapparaat. Meestal is het onmogelijk om de parameters van de effecten aan te passen, maar dat wordt gecompenseerd door een waslijst aan presets. Dit is vaak onoverzichtelijk en werkt dus niet altijd even intuïtief wanneer je weet wat je zoekt. De galmpjes klinken vaak elektronisch en ‘goedkoop’ en de delays zijn vaak niet afstelbaar door middel van een taptempo of een parameter voor snelheid. In de repetitieruimte kunnen de effecten best wel volstaan om gitaren of vocalen wat aangenamer te laten klinken. In een livesituatie is het beter te kijken naar een externe effectenbak zoals die van de bekende reeksen van TC Electronic of Lexicon.
Pre en post fader
Een aux send kan worden afgetapt vóór of na de fader (dus de volumeregelaar van het kanaal). Staat er ‘pre’ dan is het vóór de fader, staat er ‘post’ dan is het na de fader. Is het signaal post fader, dan blijft het bewerkte signaal (bijvoorbeeld galm) altijd in dezelfde verhouding met het gewone signaal; het reageert dus op de stand van de fader. Vaak is dat wenselijk. Is de aux send pre fader, dan blijft het signaal op de aux send constant, ongeacht de stand van de fader. Dat zou je kunnen gebruiken wanneer je de send gebruikt als monitorsignaal. Soms kun je met een knopje instellen of een aux send in pre fader of post fader stand wordt gebruikt. Dat knopje zit dan bij de betreffende draaiknop van aux send.
Let op: het aux send-signaal is in principe altijd ná de low cut en de equalizers van dat kanaal, ook al is het kanaal ingesteld op pre fader.
Subgroepen
Subgroepen (ook groups of busses genoemd) vind je doorgaans alleen op de (iets) grotere mengpanelen. Het zijn extra uitgangen waarmee je een selectie van één of meerdere kanalen kunt uitsturen. Handig om bijvoorbeeld een monitormix op maat aan te kunnen bieden aan één of meerdere muzikanten. Met behulp van knoppen op de channel strip kun je per kanaal regelen naar welke subgroep(en) een signaal gaat. Het signaal blijft dan ook gewoon naar de main out gaan.
Een mengpaneel met volumeregelingen voor de main outputs (‘stereo’), twee groepen, voor de sends en returns, en voor de ingebouwde effecten
Monitor, control room, solo en koptelefoon
Naast de (stereo) main out hebben mengpanelen doorgaans ook een (stereo) monitor of control room (c/r) output. Deze output kun je bijvoorbeeld op een versterker of actieve monitoren aansluiten, waarmee je het geluid kunt afluisteren. De c/r output is voorzien van een eigen volumeregelaar, die overigens wel ‘meeloopt’ met het volume van main out (maar andersom niet: de main out loopt niet mee met het c/r volume). Een toetsenist bijvoorbeeld, kan bijvoorbeeld als zijn apparatuur aansluiten op een eigen mengpaneel, en dan via de main out naar de PA gaan en via de c/r output naar een eigen monitor. Met behulp van de c/r volumeknop kan hij vervolgens zijn monitorvolume regelen zonder dat dit het volume richting PA verandert. Op kleine mengpanelen is de mix naar de main out exact gelijk aan de mix die naar de c/r gaat. Op grotere mengpanelen zit er op ieder kanaal een solo-knop. Door deze in te drukken gaat het signaal van dat kanaal naar de c/r output. Zo kun je via de c/r output één of meerdere kanalen naar keuze beluisteren, zonder dat dit invloed heeft op de mix van de main out. Ieder mengpaneel heeft een aansluiting voor een hoofdtelefoon. Deze is gekoppeld aan de c/r. De mix op je hoofdtelefoon is dus dezelfde als die van de c/r output. Ook regel je met de volumeregelaar van de c/r het volume op je hoofdtelefoon.
AFL en PFL (solo)
Is een mengpaneel voorzien van solo-knoppen op de kanalen? Dan is het mengpaneel vaak voorzien van een schakelaar waar AFL/PFL bij staat. Zet je deze op AFL (after fader listen), dan beluister je het c/r-signaal ná de gain, equalizer, fader en pan instellingen. Zo hoor je de solo-kanalen in de dezelfde mix als die van de main out. AFL is dus de aangewezen modus om via de c/r of hoofdtelefoon de mix in te stellen. PFL staat voor pre fader listen. In de PFL-stand hoor je het solo-kanaal vóór de fader (en na de equalizer). In de PFL-stand kun je een kanaal dus ook beluisteren als de fader op nul staat. PFL is bedoeld om het geluid van één kanaal te controleren, zonder de mix te beïnvloeden.
Main out
De main out op het mengpaneel is de ‘hoofduitgang’. Dat is het (stereo)signaal dat richting publiek gaat. Op kleine mengpanelen wordt het volume van de main mix geregeld met een draaiknop. Grotere mengpanelen hebben doorgaans twee faders: één voor het linkerkanaal en één voor het rechterkanaal. Uiteraard voorzien van een level-meter (meestal een rij gekleurde ledjes), die aangeeft hoe hard het signaal naar buiten gaat. De bovenste ledjes zijn rood. Deze lichten op als het signaal te hard is, waardoor vervorming optreedt. Sommige grotere mengpanelen zijn voorzien van een equalizer, waarmee je het signaal van de main out kunt equalizen.
Een mengpaneel met onder andere main outputs (‘stereo out’), aux sends (‘send’) en control room outputs (‘monitor out’)
Routing-mogelijkheden
Op grotere mengpanelen kun je kiezen tussen verschillende routings, de ‘paden’ waarlangs de verschillende signalen lopen. Dit doe je door speciaal hiervoor bedoelde knoppen in te drukken. Zo kun je door een combinatie van knoppen kiezen wat je allemaal via de c/r of hoofdtelefoon wilt beluisteren. Of je kunt met één druk op de knop het signaal van een cd-speler naar de main out sturen, bijvoorbeeld in de pauzes van een optreden. Voor de diverse mogelijkheden en hoe je dit moet doen: raadpleeg de handleiding van je mengpaneel.
Onderhoud
De draaiknoppen en faders op een mengpaneel zijn gevoelig voor stof, vocht en rook. Dit slaat neer op de koolstofbanen, met gekraak en volumesprongen tot gevolg. Dit probleem is vaak op te lossen door de krakende knoppen en faders een aantal keren snel heen en terug te draaien respectievelijk heen en weer te schuiven, over de volle lengte. Bij faders kun je van tevoren een heel klein beetje reinigingsspray inspuiten. Het beste is om je mengpaneel stofvrij te bewaren in een ruimte met een normale luchtvochtigheid. Een stofvrije doek of een speciale hoes over het mengpaneel kan veel problemen voorkomen.
Analoog of digitaal
De tijd dat analoge gear ‘warmer’ klonk dan de digitale varianten is reeds lang voorbij. Dat is dan ook duidelijk te merken aan de sterke opkomst van de digitale mengpanelen. Ze bieden immers een hele hoop voordelen ten opzichte van de analoge bakken. Vooreerst kunnen ze enorm plaatsbesparend zijn, daar ze allen volledig zijn voorzien van de meest gebruikte effecten, vaak het equivalent van twee volle flightcases rackapparatuur. Ook het aantal faders kan worden beperkt zonder in te boeten op ingangen. Doordat digitale mengpanelen zijn voorzien van gemotoriseerde faders, kan er met banken worden gewerkt. Dat betekent dat je als het ware van de éne pagina naar de andere kunt klikken en de faders zich automatisch aanpassen aan de verschoven positie. Zo kun je met acht faders toch achtenveertig kanalen bedienen, zonder een meterslange mengtafel mee te sleuren. Daarnaast hebben digitale mengpanelen de mogelijkheid om presets op te slaan. Die presets beperken zich niet tot het herinneren van de parameters van een effect, maar kunnen de hele tafelconfiguratie opslaan, zodat deze op het gewenste tijdstip kan worden opgeroepen. Het spreekt voor zich dat iedere livesituatie anders is en één en dezelfde setting nooit accuraat zal zijn voor elke speelgelegenheid, maar het geeft je wel een handig vertrekpunt. Het is ook mogelijk om meerdere configuraties op te slaan, afhankelijk van je setup of het gebruik van de mengtafel in de repetitieruimte. Je repetitieruimte heeft immers wel vaak een vaste opstelling, zodat je de parameters en balans na een optreden gewoon weer kunt zetten in de repetitie-setting.De meeste digitale mengpanelen hebben ook een opnamefunctie. Dit is erg handig om je gig achteraf zelf te beoordelen. Goede opnames kunnen zelfs worden gebruikt als demo- of albummateriaal. Het is echter wel uitkijken wélke opnamemogelijkheid je precies krijgt. Mixers die opnemen op een intern geheugen of via een SD-kaart of usb-stick, nemen vaak alleen het mastersignaal op, soms zelfs rechtstreeks gecomprimeerd. Als je multitrack en full-quality wil opnemen, ben je verplicht om uit te kijken naar een mengpaneel die als interface kan worden gebruikt en je zal dus een computer aan de tafel moeten hangen met een DAW erop.
Zie ook
» Analoge mengpanelen
» Digitale mengpanelen
» Mengpanelen met ingebouwde versterker
» Rackmixers
» Mengpaneel-hoezen & tassen
» Mengpaneel-flightcases
» Alle mengpanelen
» Speakers
» Versterkers
» Microfoons
» PA-startersets
» Alle PA-apparatuur
» Front of house-mixen (FOH) – Hoe pakt een geluidstechnicus dat aan?
» Wat is het beste mengpaneel voor mij?
» Tech talk: de digitale PA-mixers nader verklaard
» Microfoon schoonmaken – Waarom en hoe
» Optredens live streamen met goed geluid – Dat doe je zo!
» Live-geluidstechnicus en band – Do’s en don’ts voor goede samenwerking
» Fantoomvoeding nodig? Hier moet je op letten
» Speakers en versterkers: het verschil tussen 2, 4, 8 en 16 ohm
» Brom, en hoe ik het voorkom
» Hoeveel watt? – De waarheid over speakers en vermogen
» Gebalanceerde en ongebalanceerde aansluitingen uitgelegd
» Hoe kan ik mijn microfoon aansluiten op een speaker?
» Het verschil tussen dynamische en condensator-microfoons
» Wat is een equalizer en waarom gebruik je hem?
» Hoe moet ik speakers aansluiten op mijn geluidsapparatuur?
» Het verschil tussen passieve en actieve speakers
Uitermate leesbaar en verhelderend, ik ben een stuk wijzer geworden! Dank! 🙏