Toetsenist in een band – Dit komt erbij kijken
Gepubliceerd op woensdag 1 april 2020
Toetsinstrumenten kunnen de sound van een band enorm verrijken en er veel variatie in brengen. Maar… toetsen spelen in een band is niet altijd eenvoudig. Hoe haal je als ‘keyboard player’ binnen de groep het beste uit jezelf? En hoe haal je als band het beste uit je toetsenist? In dit artikel krijg je advies van een professional, inclusief videoserie! Ook doen we een kleine rondleiding langs de belangrijkste keyboards, zoals piano, hammond-orgel, vintage keys, accordeon en synthesizer.
- Over Ronald Kool
- Meer dan zwart-wit
- Kostbare aangelegenheid
- De basis set-up
- Knopjes en menu’s
- Niet akkoorden verdikken
- Naar elkaar luisteren
- Praktische tips
- Video-serie: Toetsenist in een band
- Goed om te weten
- De voorvaderen
- De piano
- Vintage keys
- Vintage keys: Hammond
- De synthesizer
- Het keyboard
- De accordeon
- Een diepere duik in de speeltechniek
- Wat is je rol?
- Piano-achtergrond
- Stuiterhulpje
- Covers spelen
- Gitaarrock
- Voicing van akkoorden
- Voicing drieklanken
- Vier- en meerklanken
- Ligging
- Two hand voicing
- Profileer jezelf
- Volumepedaal is een must
- Zie ook
Over Ronald Kool
“Een toetsenist brengt kleur in de band. Hij kan een nummer breder maken, extra lagen aanbrengen of het nummer ‘puntiger’ maken. Een toetsenist geeft een band de mogelijkheid om binnen een nummer te variëren in sound en sfeer. De sound van de toetsen is sterk bepalend voor de stijl van het nummer. Vaak kan met één enkele sound een nummer compleet gemaakt worden. Zoals toetsenist Bas van den Heuvel zegt: als een kers op de taart”, aldus Ronald Kool, docent en vakgroepleider toetsen aan de Rotterdam Pop Academy. Ronald is de vaste toetsenist van Anouk en bandleider van het tv-programma Ik hou van Holland. Hij maakt filmmuziek en eigen producties, was toetsenist van Kane en speelde/speelt onder andere bij Karin Bloemen, René Froger, E-Life, Trijntje Oosterhuis, Candy Dulfer, Gino Vanelli en het Metropole Orkest. Daarnaast maakt hij sinds een jaar samen met zijn vrouw, Anouk Kool, muziek (met videoclips) onder de naam MEGAKOOL (www.megakool.net).
Ronald Kool (foto’s: Jelmer de Haas)
Meer dan zwart-wit
Toetsinstrumenten is een breed onderwerp, want het scala aan toetsinstrumenten is groot en gevarieerd. Uiteraard hebben ze allemaal de witte en zwarte toetsen gemeen, maar in klank en manier van bespelen kunnen ze onderling behoorlijk verschillen. Op een piano speel je anders dan op een Hammond, op een Moog synthesizer speel je anders dan op een Fender Rhodes. Ieder van deze toetsinstrumenten geeft op zijn eigen manier kleur aan de sound van de band. Om die reden hebben veel bands er graag een toetsenist bij. Maar niet alle bands kunnen even goed met de rol van de toetsenist omgaan. Andersom geldt ook: niet iedere toetsenist weet altijd even goed invulling te geven aan zijn rol binnen de band. Het is ook best lastig, zowel voor de band als de toetsenist. In dit artikel geeft Ronald Kool nuttige tips, waar toetsenisten en hun mede-bandleden veel aan kunnen hebben.
Kostbare aangelegenheid
Laten we eerst inzoomen op de toetsenist en zijn instrumentarium. In sommige muziekstijlen kan een toetsenist volstaan met een goede digitale stage piano. Maar meestal heeft hij meer nodig. De gemiddelde toetsenist heeft behoorlijk wat spullen. Vaak zijn de drummer en de toetsenist degenen die het meest te sjouwen en op te bouwen hebben. Toetsen spelen in een band kan een kostbare aangelegenheid zijn. Voor het geld waar je al een heel aardige gitaar voor hebt, heb je op toetsengebied nog niet veel bijzonders. Goede toetsinstrumenten (of soundmodules die je op een keyboard kunt aansluiten) zijn behoorlijk prijzig en meestal heeft een toetsenist er meerdere nodig. Daar komen in ieder geval nog de eigen monitor, een mengpaneeltje en kabels bij. Al met al staat de gemiddelde toetsenist met een behoorlijk kapitaal op het podium. “Daar komt bij dat je eigenlijk nooit klaar bent”, zegt Ronald. “De producten voor toetsenisten blijven zich vernieuwen en je ontkomt er niet aan om af en toe in iets nieuws te investeren. Bij mijzelf gaat dat in golfbewegingen.”
De basis-set-up
Wat moet een toetsenist in zijn basis-set-up hebben? “Op zijn minst één goede vintage sound”, antwoordt Ronald. “Bijvoorbeeld een goed Hammond-, Rhodes- of Moog-geluid. Dat kan een authentiek instrument zijn of een hele goede digitale simulatie. Een echte akoestische piano of vleugel kan ook, maar dat is in het bandcircuit niet altijd praktisch.” Ook moet iedere toetsenist een goede pianosound hebben, adviseert Ronald. En verder een aantal goede digitale geluiden, zoals strings en pads (‘wollige’ geluiden voor een ondergrond) en simulaties van akoestische instrumenten. “De piano-achtige partijen moet je spelen op een keyboard met gewogen toetsen. Dat zijn toetsen die voelen en spelen als die van een akoestische piano. Je kunt niet goed pianospelen op de licht spelende synthesizertoetsen. Maar bijvoorbeeld Hammond moet je juist weer wel op licht spelende toetsen spelen, want dat lukt niet goed op gewogen toetsen.” Ook het aantal toetsen is van belang. Veel keyboards hebben een toetsenbord van vijf octaven (61 toetsen), maar dat is niet genoeg, aldus Ronald. “Je moet er minstens een octaaf bij hebben. Je komt dan in de categorie keyboards met 76 toetsen. Dat is in principe genoeg. Ga je voor een volledig pianokeyboard, dan kom je aan 88 toetsen.” Ronald kiest ervoor om naar live-optredens een eigen mengpaneel mee te nemen, waarop hij zelf de mix maakt van zijn instrumenten, om die via de main out als één signaal (stereo of mono) aan te bieden bij de geluidstechnicus. Via de control room-uitgang gaat het signaal naar zijn eigen monitor. “Zo houd je de meeste controle over je sound. Sommige geluidstechnici hebben liever ieder toetsinstrument apart op hun mengtafel. Dat kan wel, maar dat moet dan een geluidstechnicus zijn die jou en het repertoire heel goed kent. Persoonlijk houd ik de controle liever zelf.” De frustratie van veel toetsenisten is dat ze in de zaalmix niet altijd goed te horen zijn. “Dat komt in elk circuit voor”, aldus Ronald. “De focus ligt vaak vooral op bas, drum, gitaar en zang. Daarbij lijken de toetsen nogal eens over het hoofd te worden gezien. Een vaak gebruikt argument is dat het toetsengeluid alles dichtsmeert. Mijns inziens heeft het echter alles te maken met keuzes: een ‘gitaarnummer’ heeft meer gitaar nodig, een ’toetsennummer’ meer toetsen. Hoe dan ook, alle instrumenten moeten in ieder geval wel altijd aan staan. Er uiteraard van uitgaand dat een band heeft nagedacht over de arrangementen en de bijbehorende levels.”
Knopjes en menu’s
Veel toetsenisten zullen dit wel herkennen: soms besteed je meer tijd aan het drukken op knopjes en het doorlopen van menu’s en handleidingen dan dat je echt aan het muziek maken bent. “Het mooie van digitale toetsinstrumenten is dat ze oneindig veel mogelijkheden bieden om sounds te maken, te programmeren, je keyboard in verschillende zones in te delen enzovoorts. Maar de keerzijde is wel dat je veel tijd kwijt bent om het allemaal uit te zoeken”, aldus Ronald. Digitale toetsinstrumenten en soundmodules kunnen met elkaar communiceren door middel van MIDI. Deze afkorting staat voor Musical Instrument Digital Interface. Door middel van MIDI kun je met bijvoorbeeld een masterkeyboard een soundmodule bespelen. Of met het ene toetsinstrument een ander toetsinstrument. MIDI is een handig hulpmiddel, maar het vergt veel studie om er optimaal gebruik van te maken. “Met MIDI kunnen je als toetsenist ook ongelukjes overkomen”, weet Ronald. “Dan denk je dat je alles goed hebt ingesteld voor een bepaald nummer, maar dan zit er toch nog ergens verborgen iets in van een vorig nummer. Een van mijn eigen MIDI-blunders staat me nog helder voor ogen. Dat was met Karin Bloemen. We hadden net een heftig nummer gespeeld met allemaal zogeheten orchestral hits. Daarna volgde een gevoelige ballad met een harp-geluid, maar onder één toets had ik nog zo’n hit zitten. Aan het einde van het nummer, in het laatste loopje, raakte ik die toets en het knalde eruit. Dat was zo’n absurd moment, dat alles even leek te verstijven.” Zo’n MIDI-blunder is iets wat toetsenisten gemakkelijk kan overkomen. “Je moet erop vertrouwen dat je voor ieder nummer alle knopjes en programma’s goed hebt gezet, maar je kunt het niet controleren, want dat verstoort de boel. Het kan gewoon af en toe misgaan, zeker als het snel moet.” Digitale toetsinstrumenten hebben een zogeheten transpose-knop, waarmee je gemakkelijk in een andere toonsoort kunt spelen. “Ik heb mezelf afgeleerd die te gebruiken”, zegt Ronald. “Het overkomt je te gauw dat je hem na het nummer vergeet terug te zetten, waardoor je het volgende nummer ineens in de verkeerde toonsoort speelt.”
Niet akkoorden verdikken
Tot zover de techniek. We zoomen nu in op de muzikale rol van de toetsenist binnen een band. We beginnen bij de toetsenist zelf. Veel toetsenisten hebben keurig de muziekschool doorlopen. Ze hebben daardoor veel muzikale kennis en vaardigheden, maar hebben vaak één handicap als ze toetreden als bandlid: ze hebben altijd in hun eentje muziek gemaakt. Een pianist is eigenlijk een hele band op zich. Hij speelt met zijn linkerhand de bas en melodie en akkoorden met de rechterhand, en een piano-compositie heeft ook vaak een ritmisch element. “Een toetsenist in een band moet dit allemaal loslaten, anders zit hij zijn mede-bandleden in de weg”, zegt Ronald. “Dus niet automatisch alle bassen spelen met de linkerhand, want dat doet de bassist al. Tenzij het een onderdeel is van het arrangement. En niet automatisch in hetzelfde ritme alle akkoorden vol meespelen met de gitarist. Want dan ben je alleen maar de gitaarakkoorden aan het ‘verdikken’. Soms kan dat een bedoeld effect zijn, maar meestal is het zonde van je inspanningen als toetsenist. Met je instrument heb je veel mogelijkheden een nummer in te kleuren en dat doe je niet enkel door de gitaarakkoorden te verdikken. Vaak zijn één of twee tonen veel mooier dan een vol akkoord, zeker als je die op het juiste moment speelt. Of een bepaalde tegenmelodie of een terugkerend motiefje.” Voor toetsenisten is het best lastig om hun plek binnen de band te vinden, weet Ronald. “Zeker als je als toetsenist toetreedt tot een bestaande band. Krijg je als band een toetsenist? Dan moet je zijn spel niet zomaar stapelen op het spel van gitaar, bas, drum en de eventuele andere instrumenten. Met een toetsenist erbij kun je niet allemaal je volle partij spelen. Je moet allemaal iets inleveren om de totale sound beter te maken. Als toetsenist moet je dat afdwingen: door je spel, door er over te praten met de andere bandleden of door allebei. Daarbij dient niemand gehinderd te worden door een te groot ego.” Hoe kun je als toetsenist door je spel dingen afdwingen bij je medemuzikanten? “Door je momenten te kiezen en bijvoorbeeld niet altijd te spelen”, adviseert Ronald. “Dat brengt variatie in de sound en maakt het totale arrangement gelaagder. Op het moment dat je wel speelt, heeft jouw spel een hogere attentiewaarde bij je medemuzikanten. Ik weet dat veel muzikanten het moeilijk vinden om niet te spelen. Maar als ik zelf even niet speel, luister ik naar de rest van de band en focus ik me op de partij die ik straks ga spelen. Niet spelen is ook een partij. Het is onderdeel van het gehele toetsenarrangement. Zoek je moment en doe iets wat de andere bandleden zouden missen als je het niet zou doen.”
Naar elkaar luisteren
Het advies om niet altijd mee te spelen, geldt ook voor de andere muzikanten. Zo kunnen gitaristen en toetsenisten elkaar wel eens in de weg zitten. “Als de toetsenist iets bijzonders doet, moet de gitarist even gas terugnemen. Je moet naar elkaar luisteren en daar in je spel op reageren. Dat komt de totale sound van je band enorm ten goede.” Natuurlijk zijn er ook momenten dat gitaar en toetsen er allebei vol in kunnen gaan. “Maar wil je beide instrumenten toch van elkaar kunnen onderscheiden, dan kun je er als toetsenist voor kiezen om onder of juist boven het frequentiegebied van de gitaar te gaan spelen”, zegt Ronald. Gaan gitarist en toetsenist met elkaar de strijd aan, dan legt de toetsenist het doorgaans af. Want een gitaar kan harder en bovendien kan de gitarist naar voren lopen en op die manier de aandacht van het publiek trekken. Zolang een toetsenist lange tonen speelt, is zijn ritmische rol ondergeschikt en is hij meer aan het kleuren. Maar worden de tonen korter, bijvoorbeeld piano, dan worden de toetsen ritmischer. En daarmee kan het voor de toetsenist lastiger worden, want in de ‘ritmische hiërarchie’ in een band komt hij vaak achteraan, dus na drum, bas en gitaar. “Dat komt echter voort uit een zeer beperkte visie. Elk van de vier instrumenten heeft een bepaalde functie in het ritmische geheel, waarbij de krachten van alle subcombinaties van even groot belang zijn”, aldus Ronald, die deze stelling benadrukt door al die subcombinaties even te noemen: “Drum-bas, drum-gitaar, drum-toetsen, bas-gitaar, bas-toetsen, gitaar-toetsen, drum-bas-gitaar, drum-bas-toetsen, bas-gitaar-toetsen en drum-gitaar-toetsen.”
Meer over de combinatie gitaar-toetsen vind je in ons artikel hierover.
Praktische tips
Ronald heeft nog meer praktische tips voor toetsenisten. “Goede speeltechniek is heel belangrijk. Zorg dat je alle belangrijke toonladders kent en die in alle toonsoorten soepel kunt spelen. Dus de majeur-, mineur-, bluestoonladders enzovoorts. Het lastige van toetsen is dat de ene toonsoort heel anders speelt dan de andere toonsoort. Je kunt niet opschuiven, zoals op een gitaar of basgitaar. Daarom moet een toetsenist veel toonladders oefenen. Een andere goede oefening is de II-V-I oefening, die eigenlijk uit de jazz komt.” Ronald vervolgt: “In de muziek is timing ontzettend belangrijk. Oefen de toonladders met een metronoom. Ook grooves moet je niet alleen met een drumgroove van bijvoorbeeld een drumcomputer oefenen, maar ook met een metronoom. Dan word je namelijk gedwongen het helemaal zelf te laten swingen. Oefen die toetsengrooves eerst heel langzaam. Als je het langzaam kunt laten swingen, dan lukt het zeker ook op een hoger tempo. Ook op een laag tempo moet je overtuigend kunnen spelen. Vervolgens kun je gaan variëren in opvatting. Als je dat hebt gedaan, heb je alle mogelijkheden om noten te plaatsen te pakken.”
Video-serie: Toetsenist in een band
In deze interessante videoserie legt Ronald Kool uit wat je moet kunnen als toetsenist in een band. Veel van wat in het artikel besproken is, wordt hier in praktijk gebracht!
https://www.youtube.com/playlist?list=PLit6yWnMfIIk4yKSy9bOSYlbxqM5O85nZ
Goed om te weten
De voorvaderen
De oudste ‘voorvaderen’ van de hedendaagse toetsinstrumenten zijn de klavecimbel en het pijporgel. De klavecimbel stamt uit de 16e eeuw en is een snaarinstrument dat met toetsen wordt bespeeld. In tegenstelling tot de piano worden in de klavecimbel de snaren niet aangeslagen, maar getokkeld door middel van een pennetje. Het pijporgel wordt vaak kerkorgel genoemd, want in kerken komen we dit instrument het meest tegen. De geluidsopwekking in een pijporgel vindt plaats door het blazen van lucht door orgelpijpen.
De piano
De piano is rond 1700 uitgevonden en heette toen nog pianoforte of fortepiano. In de eeuwen daarna is de piano ontwikkeld tot het instrument dat we nu kennen. De piano was bedoeld om een tekortkoming van de klavecimbel op te lossen. Op de klavecimbel kun je niet met dynamiek spelen, maar op slechts één volume. Dit probleem werd in de piano ondervangen door de snaren niet te tokkelen, maar aan te slaan met een hamer. Daarom heette de piano aanvankelijk pianoforte, want in de muziek staat piano voor zacht en forte voor hard. Later is dat verbasterd naar piano. De naam piano slaat zowel op de zogeheten buffetpiano’s als de pianovleugels. De buffetpiano’s zijn de ‘upright piano’s’ die je meestal in huiskamers ziet staan. Op het podium worden doorgaans vleugels gebruikt, vooral vanwege de vollere klank en omdat een vleugel beter repeteert (het snel achter elkaar dezelfde toets indrukken). Een lastige eigenschap van piano’s en vleugels is dat ze regelmatig gestemd moeten worden (grote klus) en dat ze lastig te vervoeren zijn. Daarom worden in bands doorgaans digitale stagepiano’s gebruikt.
Meer over de piano in ons blog Hoe maakt een piano geluid?
Vintage keys
Het streven om handzamere varianten van de piano te maken, heeft enkele interessante toetsinstrumenten opgeleverd die tegenwoordig te boek staan als ‘vintage keys’. We noemen de bekendste:
- De Rhodes is een elektro-mechanische piano, in de jaren vijftig uitgevonden door de Amerikaan Harold Rhodes. Vanaf 1959 is het instrument geproduceerd door gitaarfabrikant Fender, waarna het vooral bekend is geworden als de Fender Rhodes. In plaats van pianosnaren heeft de Fender Rhodes stemvorken, die worden aangeslagen met een hamer. De stemvorktrillingen worden opgevangen door een pick-up (net als in de elektrische gitaar) en versterkt. De Fender Rhodes heeft een specifiek eigen, wollig geluid.
- De Wurlitzer is net als een Fender Rhodes een elektro-mechanische piano, uitgevonden in de jaren vijftig. Er zitten hamertjes in die tegen een stalen riet slaan, waarvan de trilling wordt opgevangen door een pick-up. Dat geeft een geluid dat wel iets van de Fender Rhodes heeft, maar iets ‘funkier’ is.
- De Hohner Clavinet stamt uit eind jaren zestig. De Clavinet werkt met rubberen dopjes die tegen een snaar hameren, waarvan de trilling wordt opgevangen door een pick-up.
- De Yamaha CP70 en CP80 uit de jaren zeventig zijn elektrische vleugelpiano’s met snaren en pick-ups. Ze hebben een eigen typische sound.
Meer over vintage toetsinstrumenten in ons blog hierover.
Vintage keys: Hammond
Een van de bekendste vintage key-instrumenten is het Hammondorgel, meestal kortweg Hammond genoemd. De oorspronkelijke Hammond is een zogeheten toonwielorgel, uitgevonden in de jaren dertig door Laurens Hammond. Daarin wordt het geluid opgewekt door middel van ronddraaiende toonwielen en magnetische pick-ups. Het was bedoeld als alternatief voor het pijporgel, maar door de combinatie met de Lesliebox wist de Hammond zijn weg te vinden naar pop, rock, blues en jazz. Het ‘archetype’ van de Hammond is de Hammond B3. Sinds de jaren zeventig worden er geen toonwielorgels meer gemaakt. Het digitale tijdperk heeft inmiddels uitstekende klonen opgeleverd die betaalbaar en draagbaar zijn.
Meer over de Hammond in ons artikel hierover.
De synthesizer
Technisch beschouwd is de synthesizer een verhaal op zich, maar dat voert hier te ver. Daarom een korte kennismaking met dit instrument, dat overigens wel belangrijk was en is in de popmuziek. In een synthesizer worden klanken opgewekt (meestal elektronisch), die vervolgens worden bewerkt. Dat kan de meest vreemde geluiden opleveren, die muzikaal prima toepasbaar kunnen zijn. Synthesizers worden ook gebruikt om klanken van bestaande (akoestische) instrumenten na te bootsen. De eerste elektrische synthesizer stamt uit 1876, maar de echte doorbraak kwam in de jaren zestig. Toen kwam Robert Moog met de eerste commercieel verkrijgbare synthesizer, bekend als de Moog. De Moog wist zijn weg te vinden in de popmuziek. Na de Moog kwam (tot op de dag van vandaag) een breed scala aan synthesizers op de markt. Deze synthesizers maken gebruik van verschillende manieren van klankopwekking. Synthesizers zijn ook verkrijgbaar als module: een kastje zonder toetsen. Deze wordt dan bespeeld via een zogeheten masterkeyboard via MIDI (zie artikel). Door middel van speciale software zijn computers ook te gebruiken als synthesizer, meestal via usb gekoppeld aan een masterkeyboard.
Lees hier over de Moog Minimoog.
Het keyboard
In feite zijn alle toetsinstrumenten een keyboard. Zo wordt ‘keyboard’ in het Engels bijvoorbeeld meestal in de breedste zin van het woord gebruikt. Maar in het Nederlands bedoelen we met een keyboard doorgaans een toetsinstrument dat a) zeer veel verschillende klanken heeft en b) waarin ook een ‘begeleidingsautomaat’ zit. De muzikant kiest een bepaalde style, speelt een akkoord en vervolgens klinkt er een begeleidend ‘combo’ waar de muzikant een melodie over kan spelen. Een dergelijk keyboard is perfect voor thuisgebruik en solo-entertainers, maar minder geschikt voor gebruik in bands. Zoek je een instrument met heel veel klanken maar dat wel beter geschikt is voor in een band, dan zit je waarschijnlijk goed met een digitale synthesizer met 61 toetsen of meer.
Zie ook ons blog Wat is het verschil tussen een keyboard en een synthesizer?
De accordeon
In de popmuziek hoor je af en toe een accordeon. De accordeon werkt volgens hetzelfde principe als de mondharmonica. De lucht wordt hier echter aangevoerd door een balg. In de kast zitten de tongen die het geluid voortbrengen. Wanneer een toets of knop wordt ingedrukt, stroomt de lucht langs één of meer tongen, waarbij deze gaan trillen en het geluid ontstaat. Het merk Roland brengt digitale accordeons op de markt.
Een diepere duik in de speeltechniek
Om verschillende redenen is toetsen spelen in een band lastiger dan veel muzikanten beseffen, misschien wel inclusief sommige toetsenisten zelf. Wat kun je als toetsenist doen om jezelf én je mede-bandleden zoveel mogelijk plezier aan je toetsenspel te laten beleven? Een interview met een professional.
Wat is je rol?
Bij dit artikel over toetsen in een band gaan we er vanuit dat er in de band ook een bassist meespeelt, zoals dat meestal het geval is. Het wel of niet aanwezig zijn van een bassist is namelijk sterk bepalend voor het spel van de toetsenist. Daarover straks meer als het gaat over de voicing van akkoorden. We praten met Hilvert Roorda, toetsenist en docent aan ArtEZ Popacademie in Enschede. Hilvert is bekend als toetsenist van de Edwin Evers Band (onder meer The Voice of Holland), hij speelde in de Ik hou van Holland-band en hij was de vaste toetsenist bij Cor Bakker, waarmee hij jarenlang de tv-shows van Paul de Leeuw opluisterde. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. ”Als toetsenist in een band heb je een van de volgende drie rollen”, legt Hilvert uit. “De eerste rol is die van pianist: je speelt dan een pianopartij (of Rhodes), waarbij je met je linkerhand óf een baspartij óf akkoorden speelt. De tweede rol die je kunt hebben, is die van ‘alles behalve pianist’. Je speelt dan alleen synthesizer- en/of Hammond-partijen naast degene die de basispianopartijen speelt. Dat is een heel andere manier van spelen dan een pianopartij spelen. Maar meestal heb je als toetsenist de derde rol: je speelt gewoon alle mogelijke toetsenpartijen.” Die derde rol is een lastige rol, omdat je voortdurend moet schakelen tussen verschillende manieren van spelen. Piano, Rhodes, Clavinet, synthesizer, strings, Hammond enzovoorts: je bespeelt ze allemaal met witte en zwarte toetsen, maar dat is dan ook het enige dat ze gemeen hebben. “Ieder van die instrumenten en sounds vraagt een andere manier van spelen. Hammond is al helemaal een vak apart. Alleen al die verschillen maakt toetsen spelen lastig, zeker in een band”, weet Hilvert.
Piano-achtergrond
“Om iedere rol die je als toetsenist kunt hebben muzikaal te kunnen invullen, is het een voorwaarde dat je een goed ontwikkelde linkerhand hebt”, aldus Hilvert. “Je moet met beide handen akkoorden kunnen spelen en melodielijnen. Eigenlijk moet je met je linkerhand bijna alles kunnen spelen wat je ook met je rechterhand kunt.” In dat laatste zit hem vaak de kneep en dat komt door de achtergrond van veel toetsenisten. De meeste toetsenisten hebben namelijk een piano-achtergrond. Doorgaans zijn toetsenisten degelijk geschoold, veelal klassiek. Op een piano ben je een band in je eentje; rechts speel je melodie en akkoorden, links speel je de (ritmische) baspartij. Daar komt motorisch veel bij kijken. Die linkerhand wordt een probleem zodra een toetsenist met piano-achtergrond bij een band begint. Want zo’n toetsenist zal automatisch een baspartij willen spelen met zijn linkerhand. Maar daarmee zit hij de bassist in de weg, want lage tonen mengen onprettig en vaak botst het ook ritmisch. Daarom willen sommige bands de linkerhand van hun toetsenist vastbinden op zijn rug. Gelukkig zijn er mensvriendelijker methoden, die bovendien muzikaal verantwoord zijn. “Het ziet er raar uit als een toetsenist niets doet met zijn linkerhand”, stelt Hilvert. “Hij moet er iets mee doen. Maar het moet wel functioneel zijn. Wat een toetsenist in ieder geval moet beheersen, is het met de linkerhand spelen van akkoorden. Organisten kunnen dat al, pianisten moeten dat aanleren als ze in een band willen spelen. Als je links een akkoord speelt, kun je rechts een melodielijn spelen. Of het akkoord verdubbelen: je speelt dan met iedere hand het akkoord, eventueel in twee verschillende sounds. Dat kan door een split op het keyboard, of door op twee keyboards te spelen.”
Stuiterhulpje
Naast het spelen van akkoorden kan de linkerhand ook andere dingen doen, vervolgt Hilvert. “Bij ritmische partijen kan de linkerhand zogeheten ghost notes spelen, om te helpen bij de timing. Dan is de linkerhand een soort ‘stuiterhulpje’ bij het spelen van grooves. Speel dan links wel de grondtoon of de kwint. En niet te laag op het keyboard, anders zit je de bas weer in de weg.” Als een toetsenist soleert, heeft hij zijn linkerhand vaak hard nodig voor de harmonische ondersteuning. De linkerhand speelt dan de akkoorden, terwijl de rechterhand een melodielijn speelt. De toetsenist van een band is de muzikant die het geheel inkleurt. Onder het spelen kan hij ‘real time’ die kleur variëren. Bijvoorbeeld door, tijdens het spelen van een toon of akkoord op een synthesizer, aan een filterknop te draaien. Of achter een Hammond met de drawbars te schuiven of de Leslie langzaam of snel te zetten. Dat doet de toetsenist met zijn linkerhand, tenzij hij voor deze actie pedalen tot zijn beschikking heeft. Is een baspartij spelen met de linkerhand absoluut verboden voor toetsenisten? “Nee”, antwoordt Hilvert. “In sommige muziekstijlen moet het juist, zoals in gospel en in muziek die daarvan is afgeleid. Daarin klinkt het lekker om de bas te dubbelen of een aparte pianobas te spelen.”
Covers spelen
In veel muziek is de toetsenpartij niet ‘leading’. Drums, bas en gitaar staan muzikaal als het ware vooraan en de toetsenist kleurt het verder in. Dat kan ritmisch met korte klanken (bijvoorbeeld piano of Rhodes) of door het leggen van een ’tapijt’ met lange klanken. Die lange klanken kunnen strings, pads (‘wollige’ syntesizerklanken), andere synthesizerklanken, orgel of zelfs blazersklanken zijn. “Veel bands spelen covers, ook de bands waar ik in speel”, zegt Hilvert. “Niet in alle originelen zitten toetsenpartijen. Toch kun je vaak op een creatieve en muzikaal verantwoorde manier een toetsenpartij toevoegen. Zo speelt één van mijn bands With or Without You van U2. In het origineel zitten geen toetsen, maar ik heb daar drie verschillende pads voor gevonden die er goed bij passen. Die leg ik er bescheiden onder, waarbij ik op de juiste momenten fade van de ene pad naar de andere. Per pad pak ik een andere ligging van het akkoord. Verder draai ik ook aan het cut-off filter, om nog meer te kunnen kleuren. Zo zijn er mogelijkheden genoeg voor toetsenisten. Voorwaarde is wel dat je geen extra partij verzint, dat het functioneel is en dat het nummer (zeker bij covers) herkenbaar blijft.”
Gitaarrock
“Bij gitaarrock is het lastig om een goede toetsenpartij te verzinnen”, weet Hilvert. “Je kunt een ritmische pianopartij spelen, maar het is dan oppassen geblazen dat je de gitaarriffs niet verstoort. Zeker als die kenmerkend zijn voor het nummer. In een rocknummer is het leggen van Hammond-akkoorden doorgaans gemakkelijker dan een ritmische pianopartij spelen. Wat ik wel eens doe, is een gitaarsound kiezen en dan de ’tweede gitaar spelen’. Het valt nauwelijks op dat het geen echte gitaar is. Voorwaarde is wel dat je dan denkt en speelt als een gitarist.” Iets dergelijks doet Hilvert ook wel eens als hij een kleine blazerssectie ondersteunt. “Dat gaat uiteraard in overleg met de blazers. Ik kies dan een blazersgeluid en speel met de blazerssectie mee. Je moet wel strak meespelen in de frasering van de blazers en het heel serieus nemen, anders klinkt het knullig.” Sommige muziek zit al heel vol zonder dat er een toetsenist aan te pas is gekomen. Wat moet je daar als toetsenist nog aan toevoegen? “Dat is heel lastig. In de funk en disco kom je het nog wel eens tegen. Neem bijvoorbeeld Kiss van Prince. Ieder bandlid doet daar ‘zijn groove-dingetje’, gebaseerd op zestienden. Dat zit dus heel vol. Wat ik dan doe, is minimaal spelen. In iedere twee maten speel ik een Clavinet op de eerste tel, of net ervoor. Maar dan wel superstrak in de timing. Dat goed in de timing spelen, geeft mij al voldoende kick, ook al is maar één noot per twee maten. Overigens is timing het allerbelangrijkste voor iedere muzikant en dus ook voor toetsenisten. Daar staat of valt alles mee. Timing staat voor mij op nummer één.”
Voicing van akkoorden
Voor een toetsenist is het belangrijk om de akkoorden in de juiste voicing te spelen. Voicing van een akkoord is het kiezen welke akkoordtonen je wel en niet speelt, en in welke ligging. Het is namelijk vaak niet mooi (en niet nodig) om alle tonen van een akkoord te spelen, zeker als je in een band speelt. Het akkoord is dan te ‘dichtgesmeerd’. Naast het kiezen van de te spelen akkoordtonen is het belangrijk deze tonen op de juiste manier te ‘spreiden’. De ligging van de gespeelde akkoordtonen is namelijk sterk bepalend voor de kleur en de openheid van het akkoord.
Voicing drieklanken
In drieklanken (dus het ‘gewone’ majeur- of mineur-akkoord) speel je doorgaans wel alle drie tonen van het akkoord. Leg echter in het lagere register (onder de centrale c) de grondtoon (de ‘naamgever’) van het akkoord liever niet onderin, maar bovenin of tussenin. Waarom? Als de grondtoon onderin het akkoord ligt en je speelt in het lagere register, dan staat deze grondtoon in octaaf met de toon van de bas, die meestal ook de grondtoon speelt. Het klinkt dan als een verdubbeling van de bas en dat klinkt niet fraai. Daarom moet er onder de grondtoon van het drieklank-akkoord minstens één andere akkoordtoon zitten. Speel je bijvoorbeeld het Cmajeur-akkoord (c-e-g) onder de centrale c, voice dan dus liever niet c-e-g, maar pak een andere omkering van het akkoord: g-c-e of e-g-c. Het is ook een overweging om de grondtoon van het drieklank-akkoord weg te laten, zoals dat in vier- en meerklank-akkoorden veelal wordt gedaan (zie verderop). Dat kan bijvoorbeeld goed werken bij sus2- en sus4-akkoorden. De grondtoon wordt namelijk al door de bas gespeeld en die werkt door in het akkoord van de toetsenist (en gitarist). Maar in de meeste drieklank-akkoorden moet je beslist wel de grondtoon spelen, anders klinkt het niet als een akkoord.
Vier- en meerklanken
We gaven al aan dat je bij sommige drieklank-akkoorden kunt overwegen om de grondtoon weg te laten. Bij vierklank-, vijfklank- en zesklank-akkoorden is dat zeker aan te raden. Zoals gezegd, wordt de grondtoon al door de bas gespeeld. Bovendien klinkt een vier- of meerklank-akkoord fijner als je de grondtoon weglaat. Als je de grondtoon van een vier- of meerklank wel speelt en de bas speelt hem ook, klinkt het akkoord log en vast. Het is vaak ook aan te raden om de kwint weg te laten. De kwint is namelijk nauw verwant aan de grondtoon en klinkt daardoor enigszins als een versterking van die grondtoon. Tenminste, als het een reine (‘gewone’) kwint is. Is de kwint verlaagd of verhoogd, dan is die kenmerkend voor het akkoord en moet je hem wel spelen. Een voorbeeld ter verduidelijking: het C7-akkoord (dominant septime) is opgebouwd uit de tonen c-e-g-bes. In dit geval kun je de grondtoon en de (reine) kwint weglaten, dus c en g. Je speelt dan alleen de terts en de septime (3 en 7). Dat zijn de e en de bes. Dus alleen de tonen die het akkoord ‘kleuren’. Het is uiteraard niet verboden om de kwint te spelen en dat wordt ook wel veel gedaan. Maar doe het niet automatisch; denk erover na en probeer uit wat je het beste vindt klinken. Speel je een C7-akkoord met kwint, dan klinken de liggingen g-bes-e (5-7-3) en bes-e-g (7-3-5) doorgaans fijner dan e-g-bes (3-5-7). Bij een vierklank als het 9-akkoord (none-akkoord) laat je, net als bij het septime-akkoord, de grondtoon en eventueel de (reine) kwint weg. Dus speel je alleen terts-septime-none (3-7-9). En zo kun je de 11- en 13-akkoorden zelf doorberedeneren.
Ligging
C9 speel je normaal gesproken bijvoorbeeld: bes-d-e-g (met kwint) of e-bes-d (zonder kwint), maar kun je breder maken door e-bes-d-g te spelen. C13 krijgt vaak deze voicings: bes-d-e-a (7-9-3-13), maar klinkt breder met de negen verplaatst naar boven, dus bes-e-a-d (7-3-13-9). Vaak wordt in plaats van de negen ook een grondtoon bovenin gespeeld. Het heel herkenbare mol10-akkoord (= kruis9-akkoord) wordt vrijwel altijd zo gespeeld: terts-(kwint)-septime-mol10 (3-7-mol10). C7mol10 wordt dus e-(g)-bes-es. Iets minder veel voorkomend, maar ook bruikbaar is de omkering bes-es-e-g. “Met name in de jazz bestaat het streven dat je bij akkoordwisselingen zo weinig mogelijk vingers verplaatst”, zegt Hilvert. “Je kiest de ligging van een akkoord zodanig dat je zo veel mogelijk vingers op hun plek kunt laten als je naar het volgende akkoord gaat. Dat speelt prettiger en de oplossing van het ene naar het andere akkoord klinkt dan logischer en rustiger. Je maakt minder sprongen over het toetsenbord. In de popmuziek wordt dit vaak ook gedaan, maar het is geen must. Gewoon uitproberen wat je het beste vindt klinken. Als je er maar over hebt nagedacht.”
Two hand voicing
Even terug naar de drieklank-akkoorden. Die kun je ook in een zogeheten brede ligging spelen. Die ligging is zo breed, dat je meestal twee handen nodig hebt (two hand voicing). Een drieklank in brede ligging speel je bijvoorbeeld zo: grondtoon-kwint-terts (1-5-3), waarbij de terts een octaaf hoger is. Cmajeur wordt dan c-g-e. Je kunt echter ook twee handen nodig hebben als je een drieklank-akkoord dikker wilt laten klinken door meer tonen toe te voegen aan het akkoord. In de popmuziek en rock kun je dat meestal niet doen zoals dat in de jazz vaak wordt gedaan, namelijk door nieuwe akkoordtonen toe te voegen (bijvoorbeeld 9 of 13). In de pop en rock verdubbel je doorgaans alleen akkoordtonen. Bij drieklank-akkoorden verdubbel je de grondtoon of de kwint. Dat kan in principe onbeperkt. Het is niet gebruikelijk om de terts te verdubbelen, want dat gaat ten koste van de openheid. De terts is daarvoor een te sterke toon binnen het akkoord. Een beroemde uitzondering hierop is de muziek van Abba. Daarin wordt juist de terts verdubbeld, wat kenmerkend is voor de sound van Abba. Ter illustratie, een C majeur-akkoord zou je dus als volgt kunnen verdubbelen: c-e-g-c-g-c. Waarbij de laatste g en c dus een octaaf hoger liggen. En de septime? Die kun je verdubbelen. Maar wees hier terughoudend in, want hij heeft een soortgelijk effect als de verdubbelde terts.
Profileer jezelf
“In met name het amateurcircuit worden toetsenisten nog wel eens onderschat door hun medebandleden”, zegt Hilvert. “Toetsen is vaak iets dat ‘erbij komt’. Maar daar kun je als toetsenist veel zelf aan doen. Je kunt als toetsenist veel afdwingen door jezelf muzikaal te profileren. Zorg dat je je instrument zo goed beheerst dat je op het grote geheel kunt letten en daarop kunt inspelen. Dan krijg je meer wisselwerking met de rest van de band. Wees dus niet te veel bezig met je eigen dingetje. Je profileert je overigens niet door maar zo veel mogelijk te doen. Laat gerust veel weg. Je scoort meer met simpele dingen die je op precies het juiste moment doet. En wees je altijd bewust van het effect op de totale bandsound van hetgeen je speelt.”
Volumepedaal is een must
“Een volumepedaal is een must voor iedere toetsenist”, vindt Hilvert. “Als toetsenist ben je veel aan het kleuren met sound. Daarvoor moet je kunnen in- en uitfaden, terwijl je met beide handen aan het spelen bent. Ook kunnen sounds nog wel eens wisselend zijn in volume en dat kun je corrigeren met een volumepedaal. Ga voor een goed werkend pedaal met een mooi volumeverloop. Zelf gebruik ik het Yamaha FC7-pedaal. Het beste is om ieder keyboard van een eigen volumepedaal te voorzien. Overigens moet je pianoklanken niet combineren met een volumepedaal, dat klinkt onnatuurlijk. Op piano, en bijvoorbeeld ook op Rhodes, regel je het volume met je aanslag.”
Zorg voor voldoende toetsen
Zorg dat je als toetsenist de beschikking hebt over voldoende toetsen. Met alleen een vijf-octaafs keyboard (61 toetsen) kun je in een band niet uit de voeten. Minstens één van je keyboards moet 88 of tenminste 76 toetsen hebben. “Een toetsenist verdeelt zijn keyboard vaak in verschillende zones, met elk een eigen sound”, legt Hilvert uit. “Die zones moeten breed genoeg zijn om al spelend uit de voeten te kunnen. Dat lukt niet op een klein keyboard. Ook heb je een groter keyboard nodig als je een pianopartij moet spelen waar wel bas in zit. Verder raad ik aan om op meerdere keyboards te spelen. Zelf heb ik er altijd minstens twee bij me.”
Zie ook
» Stage piano’s
» Synthesizers
» Digitale orgels
» Keyboards
» Accordeons
» Keytars
» Melodica’s
» Alle toetsinstrumenten & toebehoren
» Synthesizer: geschiedenis, soorten & tips
» Piano: geschiedenis, techniek & meer!
» Gitaar en toetsen in een band – Kunnen ze vriendjes worden?
» De Minimoog: wat is de magie?
» Het Hammond-orgel: een klassieker
» Vintage toetsinstrumenten: nooit weggeweest
» De accordeon: populairder dan je denkt
» Zingen en spelen tegelijk – Ook jij kan het leren!
» Soleren over akkoordenschema’s
» Nashville Number System: zo werkt het
» Piano spelen: juiste zithouding en houding van de handen
» Wat zijn virtueel-analoge en hybride synthesizers?
» Leer zelf klanken maken met FM-synthese
» Wat is aanslaggevoeligheid?
» Piano-akkoorden spelen? Dit is de basis!
» Keyboard leren spelen: wat heb je nodig?
» Wat is het verschil tussen een keyboard en een synthesizer?
» Help! Mijn MIDI keyboard maakt geen geluid!
» Wat is het verschil tussen een keyboard en een digitale piano?
Nog geen reactie...