Concertfotografie – Een mini-cursus concertfoto’s maken
Gepubliceerd op woensdag 4 maart 2020
Een mooie website, social media, portfolio of presskit is voor de ambitieuze moderne band of muzikant geen overbodige luxe. Daarbij horen goede foto’s. Niet alleen band-foto’s, maar ook spectaculaire reportagebeelden van eigen concerten. De meeste bands hebben echter niet het budget om een professionele fotograaf in te huren. Fotograaf Gerard Burgers laat in deze mini-cursus concertfotografie zien hoe je zelf indrukwekkende concertfoto’s maakt!
Foto’s: Gerard Burgers
- Concert-fotografie: met smartphone of niet?
- Beeldsensor
- Diafragma
- Sluitertijd
- Objectieven (‘lenzen’)
- Lichtmeting
- Witbalans
- Scherpstelling
- Automatisch of manual?
- De beste positie om te fotograferen
- Zie ook
Concert-fotografie: met smartphone of niet?
Tijdens een concert zie je tegenwoordig tussen de enthousiaste menigte talrijke oplichtende mobiele telefoons waarmee video of foto’s worden opgenomen. Ja, met een goede smartphone kun je bijzonder aardige foto’s maken. Leuk om de sfeer vast te leggen of om even iets op social media te zetten. Leuk voor de band om al die foto’s en video’s te zien, maar voor de betere concertfoto’s zijn smartphones minder geschikt. Vooral onder slechte lichtomstandigheden gaat het resultaat in rap tempo naar beneden. De technische mogelijkheden van fotografie zijn weliswaar vereenvoudigd, toch wil dat niet zeggen dat concertfotografie gemakkelijk is. Slecht licht, felle spots als tegenlicht, snelle bewegingen van de band, mensen die het zicht belemmeren: zomaar wat uitdagingen. Wil je als band meer dan een ‘lucky shot’, dan is het noodzakelijk betere apparatuur aan te schaffen (of te lenen) en je in de techniek te verdiepen. En staan alle bandleden op het podium, dan kun je natuurlijk een crewlid aanwijzen om de foto’s te maken.
Beeldsensor
Wil je serieus werk maken van concertfotografie, dan kom je al snel uit bij de digitale spiegelreflexcamera. Hiermee koop je niet alleen een camera, maar maak je de keuze voor een heel systeem met een scala aan objectieven (‘lenzen’ in de volksmond). De beeldsensor van een digitale spiegelreflexcamera is groter dan die van de meeste compactcamera’s, dit zorgt voor een belangrijk verschil in beeldkwaliteit. Bij een grotere sensor zijn de pixels groter en daardoor krijg je minder ruis. Ruis ontstaat bij het werken op hoge ISO-gevoeligheid; het beeld wordt dan minder scherp en ‘korrelig’. Goedkope camera’s hebben in de regel een kleine sensor met een zogenaamde crop factor. Dat wil zeggen dat de beeldhoek van het objectief kleiner wordt en je daardoor een langer brandpunt krijgt. Een 200 millimeter objectief werkt dan bij voorbeeld als een 300 millimeter objectief. Daarmee haal je het onderwerp dichterbij. Dit is een belangrijk voordeel, omdat grote, lichtsterke telelenzen erg duur zijn. Het ruisniveau van de nieuwste generatie spiegelreflexcamera’s is ook bij deze kleine sensor, met crop factor, erg laag. Maar wil je een absoluut minimum aan ruis en ga je puur voor de kwaliteit, dan kies je toch voor die grote ‘fullframe‘ sensor. Omdat veel concerten onder slechte lichtomstandigheden plaatsvinden is werken op hoge ISO-gevoeligheid een vereiste. Je hebt immers voldoende licht nodig voor het maken van een foto.
Diafragma
De hoeveelheid licht die op de sensor valt, wordt ook bepaald door het gebruikte diafragma (de grootte van de lensopening) en de sluitertijd. Flitsen tijdens concerten is uit den boze en vaak verboden. Kies daarom bij aanschaf voor een objectief met een hoge lichtsterkte, bijvoorbeeld f2.8. De lichtsterkte wordt uitgedrukt in een diafragmawaarde: hoe lager deze waarde, des te hoger de lichtsterkte en des te meer licht er door het objectief naarbinnen komt. De diafragmareeks bestaat overigens uit stappen (‘stops‘) van steeds een factor 1,4 (wortel 2 om precies te zijn). Iedere stap zorgt voor een halvering van de lensopening (als je bijvoorbeeld van f2.8 naar f4 gaat) of voor een verdubbeling. Waar het op neerkomt: hoe lager deze f-waarde (ofwel, hoe verder het diafragma open kan), hoe korter je de sluitertijd kunt houden (dus minder snel bewegingsonscherpte) en hoe lager je de ISO-gevoeligheid kunt zetten (dus minder ruis).
Sluitertijd
Je moet altijd een zo laag mogelijke sluitertijd hebben om zo scherp mogelijke foto’s te kunnen maken. Als regel geldt dat de minimale sluitertijd waarbij je uit de hand kunt fotograferen het omgekeerde is van het brandpunt, dus bij 100 millimeter is dat ongeveer 1/100 sec. Maar… heb je een snel bewegend onderwerp (een rockband!), dan heb je een nóg kortere sluitertijd nodig, bijvoorbeeld 1/500 seconde of korter. Probleem is wel dat er dan minder licht binnenkomt in de camera. Om dit te compenseren, kun je daarbij kiezen voor een groter diafragma en/of een hogere ISO-gevoeligheid. Bij dit laatste neemt de ruis toe, zoals we hierboven al bespraken! Consessies doen hoort nu eenmaal bij fotografie. Vaak ben je trouwens gedwongen om te kiezen voor het grootst mogelijke diafragma om de gevoeligheid acceptabel laag te houden. Alleen bij een minder snel bewegend onderwerp kun je de ISO-gevoeligheid naar beneden bijstellen of voor een iets kleiner diafragma kiezen. Objectieven met beeldstabilisatie zorgen ervoor dat je bij langere sluitertijden nog steeds uit de hand kunt fotograferen. Dit scheelt tot wel 4 stops. Het is dan mogelijk dat je op 200 millimeter nog met 1/15 sec scherpe foto’s kunt maken! Het onderwerp moet dan niet te snel bewegen, anders krijg je nog steeds bewegingsonscherpte. De beeldstabilisatie-functie op een objectief zorgt namelijk alleen voor stabilisatie van je eigen bewegingen, niet van hetgeen je fotografeert!
Objectieven (‘lenzen’)
Bij concerten kan het lastig zijn om dichtbij te komen. Een teleobjectief is dan noodzakelijk. Sta je redelijk vooraan, dan kun je in veel situaties met een 70-200 mm/f2.8 objectief prima uit de voeten. Liefst met beeldstabilisatie: je hebt dan de mogelijkheid bij een lagere gevoeligheid of een kleiner diafragma te werken. Sta je iets verder weg en laat de hoeveelheid licht het toe, dan is bijvoorbeeld een 300 mm/f4 een goede keuze. Deze objectieven zijn niet voor iedereen betaalbaar. Denk voor een 70-200mm/f2.8 merkobjectief aan een kleine 2.000 euro. Heb je minder te besteden, dan kun je voor een lager bedrag een ‘vreemdmerk’ objectief of een goede occasion kopen. En ook een minder lichtsterk objectief kost minder, maar dan moet je wel met de ISO-gevoeligheid omhoog… Bij kleine concerten tot slot, kun je dichterbij gaan staan en met een objectief met korter brandpunt is dan goed te werken. Denk bijvoorbeeld aan een 24-70 mm/f2.8 zoomlens. Maar voor een relatief laag bedrag zijn er ook prachtige objectieven met vast brandpunt (zonder zoom dus) en hoge lichtsterkte te koop. Een 50 mm/f1.8 kost nog geen 200 euro en een 85 mm/f1.8 heb je, afhankelijk van het merk, voor 300 tot 450 euro.
Soorten foto’s
Close-up actiefoto’s zijn prachtig, maar vergeet niet om ook het hele podium en decor te fotograferen met een groothoeklens. En een volledige reportage bevat ook beelden van concertgangers. Fotografeer vooral sfeer! Laat het enthousiasme zien van zowel band als bezoekers.
Lichtmeting
Techniek blijft altijd een uitdaging, vooral omdat de lichtomstandigheden sterk wisselend kunnen zijn. Welke instellingen kies je en hoe zorg je voor de juiste belichting? Een eenduidige werkwijze is niet aan te geven, iedere fotograaf heeft zo zijn of haar eigen manier van werken ontwikkeld. Toch zijn er wel wat richtlijnen aan te geven. Maak je de keuze om automatisch te werken of op handbediening? Zeker als je minder ervaren bent, zal je sneller voor automatische instellingen kiezen. Belangrijk is het instellen van je belichtingsmeting: matrixmeting zorgt voor onvoorspelbare resultaten, spotmeting meet slechts een klein gebied van je onderwerp. Integraalmeting, met nadruk op het midden, is wat mij betreft de beste optie. Welke meting je ook kiest, er zullen altijd minder goede belichtingen tussen zitten. Dit is een van de redenen om altijd op RAW-bestandsformaat te fotograferen. Bij dit bestandsformaat heb je de meeste mogelijkheden om je beeld na te bewerken. De belichting kun je dan, binnen bepaalde grenzen, aanpassen, maar ook de witbalans.
Witbalans
De kleur van het licht tijdens concerten varieert sterk. Met de witbalans-instelling zorg je ervoor dat de kleuren er natuurlijk uitzien (of niet, maar dat is dan een bewuste keus). Er zijn fotografen die de witbalans op kunstlicht zetten (gloeilamp, circa 2.700 Kelvin), anderen op daglicht (5.000 tot 5.500 Kelvin). De aard van de verlichting bepaalt wat een goede optie is. Omdat in het RAW-bestandsformaat de witbalans later nog aan te passen is, is de instelling niet heel belangrijk.
Scherpstelling
Voor wat betreft de scherpstelling, werken veel concertfotografen standaard op ‘continue autofocus’: de camera stelt voortdurend opnieuw scherp, wat erg handig is met bewegende onderwerpen. Daarnaast is ‘enkel scherpstelveld’ een gebruikelijke instelling. De camera hanteert dan een vast punt (bijvoorbeeld het midden van het beeld) waarop hij scherpstelt. De betere digitale spiegelreflexcamera’s hebben een programmeerbare functieknop die je een eigen functie kunt geven. Je kunt de functieknop van je camera’s zodanig aanpassen dat als je deze indrukt de scherpstelling wordt bevroren. Op deze manier kan je heel snel focussen en bij het ingedrukt houden van de functieknop ervoor kiezen het scherpstelpunt vast te houden. Omdat de camera op continue autofocus staat, kan je ook iedere onverwachte actie scherp in beeld krijgen, zolang deze zich binnen het gekozen scherpstelveld afspeelt.
Automatisch of manual?
Moet je de camera op P, A, S of M zetten? Als je automatisch wil werken, kies dan voor S, van ‘shutter’ of sluitertijd. Zet de sluitertijd op de gewenste waarde (zoals gezegd, een korte tijd voor snel bewegende onderwerpen). De camera zoekt er vervolgens steeds het juiste diafragma bij om tot een juiste belichting te komen. Een optie hierbij is de camera in te stellen op Auto-ISO: de gevoeligheid wordt zo laag mogelijk gehouden, maar bij onvoldoende licht vanzelf op een gevoeliger waarde gezet. De beste methode is echter nagenoeg altijd op M, van manual. Op die manier doet de camera geen lichtmetingen en inschattingen meer, maar moet je alles naar eigen inzicht instellen, op basis van je kennis en ervaring. Waarom? De camera kan ongewenst reageren op helderheid binnen het beeld. Voorbeeld: een zanger, met achter zich een zee aan licht. De camera ‘ziet’ veel licht en denkt dat er weinig belichting nodig zal zijn. Het resultaat is dat de achtergrond er goed uitziet, maar de zanger helemaal zwart of in elk geval veel te donker. Dit kun je voorkomen door zelf alles in te stellen. Natuurlijk kun je er naast zitten, dus moet je tussendoor regelmatig kijken of je resultaten goed zijn!
De beste positie om te fotograferen
Fotografen stellen zich altijd zo onopvallend mogelijk op, om de meest authentieke foto’s te maken. Probeer ook zo min mogelijk een storende factor te zijn. Bij grote concerten hebben bezoekers veel geld betaald en komen de mensen die vooraan staan vaak erg vroeg naar het concert. Ga als fotograaf dan niet langdurig in het zicht van deze mensen staan! Ja, voor dat ene shot kan het belangrijk zijn even voor iemand te gaan staan. Maak dan even contact en bied op voorhand je excuses aan. Zeg erbij dat het maar kort zal zijn. Op deze manier zorg je voor begrip. Wat is de beste plek? Vooraan bij het podium kun je heel boeiende foto’s van dichtbij maken met een prachtige expressie op de gezichten. De bewegingsvrijheid kan ook dan beperkt zijn, maar soms kun je aardig wat kanten op. Bij een hoog podium is het beter iets verder weg te gaan staan, omdat je anders het onderwerp van onderaf fotografeert, wat minder flatteus is. Fotografeer een zanger(es) niet pal van voren. De microfoon kan het zicht op de persoon belemmeren. Beter is het een positie van iets opzij te kiezen en af te wachten totdat het gezicht meer richting camera wordt gericht.
Maak een inschatting van waar iemand gaat staan en wat er kan gebeuren. Lopen bandleden naar elkaar toe, dan volgt er vaak een interactie die zorgt voor een pakkende expressie. Wees altijd voorbereid op interactie, ook tussen de band en het publiek. Belangrijke momenten! Fotografen maken vaak honderden foto’s in een korte tijd. Veelal omdat ze maar een beperkte tijd foto’s mogen maken. Accreditatie heet dat. Het is niet zo dat je dan maar raak schiet, er zit wel een visie achter, maar tussen twee foto’s met slechts een fractie tijdsverschil kan toch een belangrijk verschil in expressie of scherpte zitten. Vergeet tot slot niet je oordoppen! Wees zuinig op je oren, want je staat niet zelden in de buurt van grote speakers. Kijken, snel handelen, anticiperen! Tussendoor even snel je beeld checken en meteen weer door! Zo mogelijk met twee body’s werken. Heb je alle bandleden erop staan, het decor, de bezoekers? Gebeurt er iets onverwachts? Na een intensieve fotoshoot ben je erg benieuwd naar het resultaat. Teleurstelling bij nét niet die goede plaat, vreugde bij een pakkende foto! Het hoort er allemaal bij. Het nagenieten is begonnen.
Zie ook
» Band-fotografie – Tips voor een indrukwekkende fotoshoot
» Coverband, maar geen kopie – Zo trek je publiek
» Stimuleer je muziekcarrière met 5 gewoontes
» Hoeveel durf jij te vragen voor een gig?
» Liedjes verkopen! – Over labels, publishers en credits
» Wat is Buma/Stemra en waarom lid worden?
» 10 stappen voor het vinden van de juiste artiestennaam
» Wat kost een videoclip maken?
» Professioneel muzikant worden: 5 must do’s